|
Tekstvergelijking
 |
RIJMKRONIEK VAN KLAAS KOLYN
cold case onderzoek naar het auteurschap

Abt Nicolaas van Sassenheim (ca. 1200-1269, abt 1263-1269).
TEKSTVERGELIJKING
|
|
Hieronder worden twee publicaties (Van Loon en Dumbar) en twee manuscripten (Afschrift voor Matthaeus III (1709) en de niet gepubliceerde folio editie van Cornelis van Alkemade met elkaar vergeleken. De in rood weergegeven passages, die in de hier gepresenteerde teksten ontbreken, zijn afkomstig uit het afschrift van van der Schelling. Dit afschrift is nog in bewerking. Van der Schelling heeft er steeds op gewezen, dat andere afschriften hiaten bevatten. Dat geldt zeker voor de uitgaven van Dumbar en van Loon, maar ook het afschrift van Cornelis van Alkemade blijkt niet volledig. Zo heeft hij vergeten om een regel af te schrijven, die we wel bij Dumbar en van Loon tegenkomen (vs. 1171). Voor het afschrift, dat Cornelis van Alkemade in 1709 voor Antonius Matthaeus III heeft laten maken, heeft hij zijn eigen afschrift aan de afschrijver in handen gegeven. Die heeft er hier en daar een potje van gemaakt.
Om de teksten gemakkelijk te kunnen vergelijken is in het onderstaande overzicht de verwisseling van teksten bij van Loon (1745) ongedaan gemaakt, maar de betrokken passages zijn wel door kleuren aangegeven. Voor de uitgave van Dumbar (1719) en voor het Flolio afschrift van Cornelis van Alkemade is geen nummering van de versregels toegepast. Dat is hier wel gedaan. Bovendien zijn de verschillende perioden van elkaar onderscheiden door ze voor een betere toegankelijkheid in blokken te plaatsen. Met rood worden ontbrekende of verhaspelde tekstregels aangegeven.
|
VAN LOON
Geschicht-Historiaal Rym, of Rymchronyk van den Heer Klaas Kolyn, Benedictiner Monik der Abydie te Egmont; beginnende met den Simberschen Vloed, en eyndigende met de dood van Graaf Dirk, Vader van Florents den III. Graaf van Holland, In 't jaar elfhonderdzesenvyftig voorgevallen: Zynde voords nog met de noodige zoo Taal- als Historikundige Aantekeningen opgehelderd, en met eenen Bladwyser der Oude Nederduytsche Woorden verrykt, door Mr. Gerard van Loon,In 's Gravenhage, By Pieter de Hondt, 1745.
************************************************************ |
ALKEMADE RUW AFSCHRIFT / DUMBAR
RYM-KRONYK van ouds genaamt HET GESCHICHTE HISTORIAEL-RYM, der eerste Graven van Holland; Van Broeder KLAAS KOLYN, Monnik van Egmond geschreeven omtrent het jaar MC.LXX. (1719)
Rym-Kronyk Van Broeder Klaas Kolyn, van Egmond
************************************************************ |
ALKEMADE VOOR MATTHAEUS III
HISTORIAEL-RYM van BROEDER NIKOLAES KOLYN van EGMOND (1709)
************************************************************ |
ALKEMADE - FOILIO
Rijm-Kronijk van ouds genaamt, Het Geschigte Historiaal-rijm der eerste Graaven van Holland, van Broeder Klaas Kolyn, Monnik van Egmond, geschreeven omtrent het jaar M.C.LXX. met noodige Aan-teekeningen en Uit-leggingen verrijkt door Corn. Van Alkemade
************************************************************ |
's Lants geschichten wil ic oirconden,
Zoo ic heb geschriben vonden
In den kloestre te Hegmunde;
Zoo bist ons die Boeken gunden,
[5] Die daer syn van alde tiden:
Cortelic van vele Striden,
Godinghen der Graeve vele:
Hoe ir 't arre quame ten dele
Zonder aterlike streeken,
[10] Ofte metter pluum te spreken.
Wen Godt betere vele beleggen.
Enkel waeraft wil ic zeggen,
Ofte laeten, zoe ic vonde.
************************************************************ |
‘s Lants geschichten wil ix oirconden
Zoo ix heb geschriben vonden
In den Kloestre te Hegmunde
Zo bis ‘t ons die boeken gunden
[5] Die daar zyen van alde tiden
Cortelic van vele striden
Godinghen der Graeven vele
Hou ir t’ arre quame ten dele
Zonder aterlike strecken
[10] Ofte metter pluum te spreken
(Wen Godt betere vele beleggen)
Enkel waeraft wil ix zeggen
Ofte laeten zoe ix vonde
************************************************************ |
‘s Lants geschichten wil ic oirconden
Zoe ic heb geschriban vonden
In den Kloester te Hegmunde
Zo bis ‘t ons die boeken gunden
[5] Die daar zien van alde tyden
Cortelic van vele striden
Godingen der Greven vele
Hou is t’ arve quamp ten deele
Zonder aterlyke strecken
[10] Oft met ter plum te spreeken
(Wen God beter vele beleggen)
Enkel waraft wil ic seggen
Ofte laten zoo ic vonde
************************************************************ |
‘s Lants geschichten wil ix oirconden
Zo ix heb geschriban vonden
In den Kloester to Hegmunden
Zo bis t' ons die bouken gunden
[5] Die daer zien van alden tiden
Kortelix van vele striden
Godinghen der Greven vele
Hou ir t’ arre quamp ten dele
Zonder aterlicke streken,
[10] Ofte metter pluim te spreken
(Wen Godt betere vele beleggen,)
Enkel waeraft wil ix zeggen,
Ofte laeten zoe ix vonde.
************************************************************ |
'T is geschiet, als ic oirconde,
[15] Over menich hondert jaren
Toe de Nedergouwen waren
Van de wateren overlopen,
En de mensken rote te hopen,
Gaulen en Spangen ave te lopen:
[20] Emmer der Kimper groet getale
(Zolkes weet men harde wale)
Waren to miten doet geslagen:
Zoe das ir Aare lege lagen
Wt der Hassen und gebuuren
[25] Serbsten ond ti Irmunduren
Al mit krafte overspanden
Ade Batten uten landen
Te verdrunc metten wapen
By rade der bande Papen;
[30] En de Godescalken waren
Met die alde[l] Batte scharen.
Die ne raden deze wiken,
Die wy besitten,te bestriken
Zonder slach: wan zy ne wisten,
[35] Daer ne woonden ni, dar ti visten
Al dat lant was laech gelaghen,
Dus besonden zy di 't zaghen:
Het bevil tot haren hepen.
Dus toghen zy af met scepen
[40] Mannen have, vee tien tiden
En begrepen zonder striden
Mette kinderen ende vrouwen,
Tussen Rien en Wahl, tie gouwen
Wied en bried; als ic verhaele.
[45] Vele Greven, zonder falen,
Haben 't Lant bericht te minnen.
Scriben nochte ic ne kinne
Waren zi gestorven waren,
Ofte aen ‘slants bericht gevaren:
[50] Wan tie Runers je ontbraken,
Tie woizen skriban irrer zaken.
Onder allen die gewezen
Haben Greven vin[d] ic desen
Waromir, wis Tochter Rhiemen
[55] Aafte Sitsenhag van 't hieme
Der Serbusten zonder mere.
Wonder is by dese kere,
Das geen Runers ons oirconden
Van den steden di zi vonden;
[60] Of zi mosten ni gewezen
Haben desen keer mit ezen.
Terpen vind ic harde wale,
Ti ic op ir stad verhale.
Katenwald die metten eyser
[65] Van Romen Gillis eerste Keyser
Maeckte daingh over landen
Ende gaven ‘er toe tie handen
Zoo als 't lanch gebleven waren,
Zonder scot of lot te garen:
[70] Das geen ander land mocht beuren;
Want zi Broeders hieten heuren.
Gillis Ziwers Bouwens zone,
En was Broeder van ti gone,
Die genert, als adel Grave,
[75] Worp den Roemse arend ave,
En den roden Libert plante.
<Franke maekte t' allen kanten>
Tus es keret hair ti gouwe.
Wes gesworen had i trouwe
Over [alde] albe in ze geslachte.
[80] Und verdraf mit groter krachte,
Onder helpe Trier en Gallen,
Tie voir zynen Libert vallen.
Tot i zelve wort geslagen
Tot Furstenbarch. En over Nymagen
[85] Lit en Batenborge bornen
En ten Battenwaerde tornen
Over stroem: zo dat te male
Op tie brugge van die nau Wale
Wurt gedainget van den peyse.
[90] Waer hy sturf en op wat wyze
Adel Greve Glaude Schevelen;
Vint ic ne in geene delen.
In zyn tyden hier te voren
Was een adel bel te boren
[95] Her, wes name vint ic zo,
Dat hi hete Brinio;
Die met zine krieggebarden
Inden Kattewycker warde
Twe Romeynen blockhusen slechte,
[100] En twie wyghen wan mit vechten:
Ti man waant dat haben mit ezen
Brit- en Romenburghe gewezen.
Daer ti Barden Garven waren.
Hoe den landen is gevaren
[105] Na den val des Roemschen rike,
En van 't geen men zekerlike
Weet, des heb ic mi veraren.
Ander beuselycke maren
Ti di onbedreve luden
[110] Zonder afterdocht verluden
Is mi ni om waert te skriven:
Des zo laet ik zelve bliven.
't Es geschiet, als ic bevonde,
(Mer den tyt ne vinde konde)
[115] Das de Enchlen und de Saxen
Mit gewaren endt bardaxen,
Mitte baren ende vlooten
Haben utten Landen stooten
d' Imsater van de Britten
[120] Welcker Heirtoch was gehitten
Haren Engist ende Horse,
Die gelyck een euvel orse
Al die Brittense serjanten
Ontbreekt in oorspronkelijke afschrift
Taunede tot irren onvromen
[125] De zunt den Rine inkomen
Unde slopen huus en have
Wider vind ic ni daer ave.
Dan das zi vortegen waren,
Haben in Gallien af[g]evaren
[130] 't Lant, das si na irren namen
Hiten Bretangen al te samen.
En ti Saxen overquamen
In Brittangen aangespannen,
Und vertriben van de Normannen
[135] Gaan de lande die gelagen
Tussen maar zee ende Nymagen
Rien en Mase en torp Assen:
Al die gouen heten Neêrsassen.
Tot zi van ti wilde Vrisen
[140] Harde geklopt na wych verlisen,
Wiltenborch haben begeven,
Ende zunt over ade getreven.
Zo das 't lant hi[er] al te zamen
Namaels hite Frieslant by name.
Hoe den aar der Baterawieren
[146] Es so baretyc vertieren,
Es nu niet bekant by namen.
Wan ti Swindel onbequame,
Ti de landen overlopen
[150] Mitte krieg en woeste hopen,
Schinden, bannen en dan roven
Alle konsten gaen verdoven.
Velen haben twifelt zere
Of ti Tietsken emmermere
[155] Ti Bardsangen te skriben ploenen.
Wes das zolcks bestonden doenen
Hat je ic voor overwaren
<Als die zolkes hab ervaren>
En ti Barden woizen lezen,
Ti nog overich haben wezen
[160] Minen daghen binnen Hegmonde.
Zolckes hab ic zo bevonden.
Alte bouken ons verkonden
Das ti Salers sint vertriben,
Ende baden om te bliven
[165] Wonen onder Battenenwierden:
Mer ein ander tiel begierden.
Der Quaden, zund van Saxen teyle,
Wider ti Salers overpeyle.
En ti Salers hadden gieren
[170] Overmaet te Batenewieren,
En ti Landen ingeholden,
Folckes oic vermanken solden:
Dan zy wierden afgewezen
'T es geschiet niet lanch na desen
[175] Dat ti Sicambrinen Salen,
En ti Usipers by malen
Battenewiren en ti Friesen
Namen over Ryn te riesen;
Als ti deeden met veel ander
[180] De eine volgede malcander
Tegen Romen wilden zi striden
Des zi deden in ti tiden:
Ende Francken zien by namen
Landen en Luden al te samen.
************************************************************ |
t' Is geschiet als ix oirconde
[15] Over menich hondert jaren
Toe de Neder-gauwen waren Van de watere overlopen, En ne mensken rote te hopen Gaulen en Spangen ave te lopen [20] Emme der Kimper groet getale Zolkes weet men harde wale Waren to miten doet geslagen
Zoe das in arren lege lagen Wt der Hassen vnd gebuuren
[25] Serbsten ond te inmundueren
Al mit krafte overspanden Ade batten uten landen Te verdrunc metten wapen By rade der bande papen [30] Ende Godescalken waren Met die aldel batte scharen Die ne raden dere wiken Die wy besitten te bestriken Zonder slach, wan zy ne wisten [35] Daer ne woonden ni dar ti visten Al dat lant was laech gelaghen Dus besonden zy di t zaghen: Het bevil tot haren hepen Dus toghen zy af met scepen [40] Mannen, Have, Vee, tien tiden En begrepen zonder striden Mitte kinderen ende vrouwen Tussen Rien en Wahl tie gouwe Wied en breid; als ix verhale. [45] Vele Greven zonder falen Haben t' lant bericht te minne Schriben nochte ix ne kinne Waren zi gestorven waren Ofte aan ‘s Lants bericht gevaren [50] Wan tie Runers e ontbraken Tie woizen skriban irrer zaken.
Onder allen die gewezen Haben Greven, vin ix dese Waremir, wis t ochter rhynen [55] Aafte sitsen hag van Thymen Der serbusten, zondere mere.
Wonder is by dese kere Das geen Runers ons oirconden Van den steden di zi vonden [60] Of zi mosten ni gewezen Haben desen keer mit eren. Terpen vind ix harde wale Ti ix op ir stat verhale.
Katenwald die metten eyser [65] Van Romen Gillis eirste Keyser Maeckte daingh over landen Ende gaven er toe tie handen Zoo als t' lanch gebleven waren Zonder schot of lot te garen [70] Das geen ander land mocht beuren, Want zi broeders hieten heuren.
Gillis Ziwers Bouwens zone En was Broeder van ti gone Die genert als adel Grave [75] Worp den Roemsen Arent ave
En den roden Lybert plante:
<Franke maekte t' allen kanten>
Tuse skeret hair tie gouwen Wes ke sworen had i trouwe Over Albe in ze slachte. [80] Ond verdraf mit groter krachte
Onder helpe Trier en Gallen Tie voir zynen Libert vallen. Tot i zelve wort geslagen Tot Furstenbarch en over Nymagen [85] Liten Batenborge bornen En ten battenwaerde tornen Over stroem, zo dat te male Op tie brugge van die nau Wale Wurt gedainget van den peyse [90] Waer hy sturf, en op wat weyze, Adel greve Glaude Schevelen; Vint ix ni in geene delen.
In zyn tyden hier te voren Was een adel bel te boren [95] Her, wes name vint ix zo Dat hi hete Brinio Die met zine krieg gebarden Inden Kattewycker warde Twe Romeynen Blockhusen slechte [100] En twie wyghen wan mit vechten Ti man waant dat haben mit eren Brit en Romonburche geweren. Daer ti Barden garven waren Hoe den landen is gevaren [105] Na den val des Roemschen rike En vant geen men zekerlike Weet des heb ic mi vex..aren Ander beuselycke maren Ti di onbedreve luden [110] Zonder afterdocht verluden Is mi ni om waert te skriven: Des zo laet ik selve bliven.
T es geschiet als ix bevonden Mer den tyt ne vinde konde [115] Das de Enchlen und de Saxen
Mit gewaren endt bardaxen Mitte baxen ende vlooten Haben utten lande stooten d' Imsater vande Britten [120] Welcker Heirtoch was gehitten Haren Engist ende Horse Die gelyck een euvel orse Al die Brittense Serjanten
Ontbreekt in oorspronkelijke afschrift
Tavnede tot irren onvromen [125] De Zund den Rine inkomen Unde slopen huus en have Wider vind ix ni daer ave Dan das zi vor tegen waren Haben in Gallien of ke varen [130] t' Lant das si na irren namen Hiten Bretangen al te samen. En ti Saxen overquamen In Britangen angespanen Unde vertriben vande Normannen [135] Gaan de lande die gelagen Tussen maar Zee ende Nymagen Rien en Mase en Torp Assen Al die Goyen heten Neersassen Tot zi van ti wilde Vrisen [140] Harde geklopt na wych verlisen Wiltenborch habben begeven Ende zunt over Ade getreven, Zo das t' lant hi al te zamen
Namaels hite Frieslant by name [145] Hoe den aar der Baterawiren Es so baretyc vertieren Es mi niet bekant by namen Wan ti Swindel onbequame Ti de Landen overlopen [150] Mette krieg en woeste hopen Schinden bannen en dan roven Alle konsten gaen verdoven. Vele haben twifelt zere Of ti Tietsken emmermere [155] Ti Bardsangen te skriban ploenen Mes das solcks bestonden doenen Hat ie ix voor overwanen
<Als die zolkes hab ervaren> En ti Barden woizen lezen Ti nog overich haben wezen [160] Minen daghen binnen Hegmonde Zolckes hab ie zo bevonden: Alte bouken ons verkonden Das ti Sales sint vertriben En de baden om te bliven [165] Wonen onder Battenenwierden Mer ein ander Tiel begierden Der quaden Zund van Saxen teyle Wider ti Salers overpeyle
En ti Salers hadden gieren [170] Over maet te Battenewieren En ti landen in geholden Folckes oic vermanken solden. Dan zy wierden afgewezen. T' es geschiet niet lanch na desen
[175] Dat ti Sicambrinen salen En ti Vsipers bi malen Battenewiren en ti Friesen Namen over Ryn te riesen Als si deeden met veel ander [180] De eyne volgede malcander Tegen Romen wilden zi striden Des zi deden in ti tyden Ende Francken zien by namen Landen en Luden al te samen.
************************************************************
|
'T es gesciet als te oirectide
[15] Over menig hondert jaeren
Toe de Neder Gauwen waren
Van den watere overloopen,
En ne mensken rote te hopen
Gaulen ende Spangen ave te loopen
[20] Emme der Kimper groet getale
Solkes weet men harde wale
Waren to mite doet geslagen
Zo das in arren sege lagen
Vvt der Sassen und gebueren
[25] Serbsten und to Immunduren
Al mit krafte overspanden
Adel batten uten landen
Te verdrunc metten wapen
By rade der bande Papen
[30] Ende Godeschalken wapen
Met die adel batte scharen
Die ne raden dese wiken
Die wi besitten te bestriken
Zonder slagh, wan zij ne wisten
[35] Daer ne woonden ni dar ti visten
Al dat land was leeg gelagen.
Dus bevonden zi di 't tagen
Het bevil tot haren hepen
Dus togen zi af mit schepen
[40] Mannen, have, vee, tien tijden
En begrepen zonder striden
Mitte kinderen ende Vrouwen
Tussen Rien en Wahl thie Gouwe
Wied en breid als ic verhale.
[45] Vele Greven zonder falen
Haben t' land bericht ter minne
Schriben nogte ik ne kinne
Wanen zi gestorven waren
Ofte an ‘s Lants bericht gevaren
[50] Wan tie Runers ne ontbraken
Tie woizen skriban irren saken.
Onder allen die gewezen
Haben Greven, vin ic deze
Waremir, wis t oester Rhijnen
[55] Aafte sitsen hag , van Thijmen
Der Serbusten, zonder mere.
Wonder is bij dese kere
Das geen Runers ons oirconde
Van den steeden di zi vonden
[60] Of zi mosten ni geweesen
Haben desen keer mit ezen.
Terpen vind ic harde wale
Tie ic op ie stad verhale.
Katenwald die mitten eijser
[65] Van Romen Gillis eirste Keijser
Maekte daing over landen
Ende gaven er toe die handen
Zoo als t' lanch gebleven waren
Zonder schot of lot te garen
[70] Das geen ander land mocht beuren,
Want sij broeders hieten heuren.
Gillis Ziwers Bouwens zone
En was Broeder van die gone
Die genert als adel Grave
[75] Worp den Roemsen Arent ave
En den roden Libert plante:
<Franke maekte t' allen kanten>
Tese s kerel jair tie gouwen
Wes ke sworen had i trouwe
Over Albe hi se slachte.
[80] Ond verderf mit grooter krachte
Onder helpe Trier en Gallen
Tie vor zinen Libert vallen.
Tot i selve wurt geslagen
To Furstenborch en op Nimagen
[85] Liten Batenborge bornen
En ten batten waerde tornen
Over stroem, zo dat te male
Opte Brugge van de nau Wale
Wurt gedainget van den peyse
[90] Waer hy starff, en op wat wyse,
Adel Greve Glaude schevelen;
Vind ic ni in geenen deelen.
In syn tyden, hier te voren
Was een adel wel te boren
[95] Her, wes name vind ic zoo
Dat hij heewte Brinio,
Die met sijne krieg gebarden
In de Kattenewyker worden
Twee Romeijnen blockhuijsen slechten
[100] En twee wijchen wan mit vechten
Ti men waand dat haben mit ezen
Brit en Romenborghe geweesen.
Daer ti barden gorven waren
Hoe den landen es gevaren
[105] Na de val des Roemschen ricke
En vant geen men sekerlicke
Weet, des heb ic mi ver..aren
Ander beuselyke maren
Ti di onbedreve luden
[110] Zonder afterdocht verluden
Is mi ni om waere te s hriven.
Des zo laet ic selve bliven.
'T es geschiet als ics bevonde;
Mer den tyt ne vinde konde
[115] Das ten Englen und de Saxen
Mit geweren ende bordaxen
Mitte bazen ende vlooten
Haben utten lande stooten
d' Insaten van de Britten
[120] Welkers Heirtog was gehitten
Haren Engist ende Horse
Die gelijk een euvel orve
Al die Brittense Serjanten
Ontbreekt in oorspronkelijke afschrift
Tornede tot irren onvroomen
[125] De Zund ten Rine inkoomen
Unde sloopen huis en have
Wider vind ik ni daer ave .
Dan das zy vor tegenwaren
Haben in Gallien af te voren
[130] t' Lant das si na irren namen
Hiten Bretangen al te samen.
Eer ti Saxen overquamen
In Britangen angespanen
Unde vertriben vande Normannen
[135] Gaan de lande die gelagen
Tussen maer Zee en Nimagen
Rien en Maze en Torp assen
Al die Goyen heten Neersassen
Tot zi van ti wilde Vrizen
[140] Harde geklopt, nae wych verlizen
Wiltenburch habben begeven
Ende zund over Ade vertreven,
Zo das 't Lant si al te samen
Namaels hite Frieslant bi namen
[145] Hat den aar den Batenen wiven
Es so barelyk vertieren
Es nu niet bekand by namen
Wan ti swindel onbequame
[150] Ti de landen overlopen
Mette krieg en wuoste hopen
Schinden barnen en dan roven
Alle kansten gaan verdoven.
Vele haben twifelt sore
Of ti Tietsken emmermere
[155] Ti Bardsangen te skriban ploenen
Mer das solks bestonden doenen
Hat ie ia voor overwaren
<Als die zolkes hab ervaren>
En ti Bande woizen leezen
Ti nog overig haben werde
[160] Minen dagen, binnen Hegmunde
Zolkes hab ic zo bevonden:
Alte bouken ons verkonden
Das ti Sales sint vertriven
Ende baden om te bliven
[165] Wonen onder Battenenwierden
Mer ein ander Tiel begierden
Der quaden Zund van Saksen teile
Wider ti Salers overpeile
En ti Salers hadden gieren
[170] Overmant te Battenewieren
En ti Landen ingehalden
Folkes ook vermaaken salden.
Dan zi wierden afgeweezen.
[175] 't Es geschiet niet lanch na desen
Dat ti Sicambrinen, Salen
En ti Usipers bi malen
Battenewiren en ti Friesen
Namen over Rijn te riesen
Als si deeden met veel ander
[180] De lijne volgede malkander
Tegen Roemen wilden zi striden
Des sy deden in ti tyden
Ende Franken zien by namen
Land en en luden al te samen.
************************************************************ |
t' Is gebeurt als ix oirconde
[15] Over menig hondert jaeren
Toe de Neder-Gouwen waeren
Van den watere overloopen,
En ne mensken rote te hopen
Gaulen en Spangen ave te loopen
[20] Enne der Kimper groet getale
Solkes weet men harde wale
Waren to miten doet geslagen,
Zo das ir arven lege lagen
Uut der Hassen uure geburen
[25] Serpsten und te Irmundduren,
Al met krafte overspanden
Adel batten uten landen
Te verdryven metten wapen:
By rade der bande Papen
[30] Ende Godeschalken wapen:
Met die aldel batte scharen
Die ne rade dese wiken
Die wy besitten te bestriken
Zonder slag, wan zi ne wisten
[35] Daer ne woonden ni dan ti visten.
Al dat lant was leeg gelagen.
Dus bezonden zi di t' zagen:
Het gevil tot haren hepen
Dus togen zi af met skepen,
[40] Mannen have, vee, tien tiden
En begrepen zonder striden
Mitte kinderen ende Vrouwen
Tussen Rien en Wahl tie gouwen
Wied en breid als ix verhale.
45] Vele Greven zonder fale
Haben t' lant bericht tie minne
Skriben mochte ix ne kinne
Wanen zi gestorven waren
Ofte an ‘s Lants bericht gevaren
[50] Want tie Runers ir ontbraken
Tie woizen skriban irrer zaken.
Onder allen die geweze
Haben Greven, vin ix dese,
Waremir, wis t' ochter Rhijnen
[55] Aafte Sitsen hag van Thijnen
Der Serbosten: zondere mere.
Wonder is by dese kere
Das geen Runers ons oirconden
Van den Steden di zy vonden
[60] Of zy mosten nie gewezen
Haben dese keer mit ezen.
Terpen vind ix harde wale
Tie ix op ir stat verhale.
Katenwald die metten eizer
[65] Van Romen Gillis eirste Keyser
Maekte daingh over landen
Ende gaven' er toe tie handen
Zo als t' lang gebleven ware
Zonder schot of lot te garen:
[70] Das geen ander lant mocht beuren,
Want zy Broeders hieten heuren.
Jillis ziwers Bouwens zone
En wes Broeder van ti gone
Die genent als adel grave
[75] Warp den Roemsen Arent ave
En den roden Libert plante:
Franke maekte t' allen kanten
Tese Skevel-haer tie gouwen
Wes ke sworen had i trouwen
Over Alben hi ze slachte.
[80] Ont verdraf mit groter krachte
Onder helpe Trier en Gallen
Tie voir zynen Libert vallen.
Tot i zelve wurt geslagen
To Furstenberg en over Nimagen
[85] Lite Batenborge bornen
En ten battenwaerde tornen
Over stroem, zo dat te male
Op tie brugge van de nau Wale
Wurt gedaiget van den Peyse
[90] Wair hy starf, en op wat weyse,
Adel greve Glaude Schevelen;
Vint ix ni in genen delen.
In zyn tyde, hier te voren
Was een Adel wel te boren
[95] Her, wes name vind ix zoo
Das hy heete Brinio,
Die mit zyne krieg gebarden
Inde Kattenewiker warde
Twe Romeyne Blokhuzen slegte
[100] En twe wygen wan mit vegten
Ti man waent dat haben mit ezen
Brit en Romenborge gewezen.
Daer ti Barden garven waren
Hoe den landen es gevaren
[105] Na den val des Roemsen Rike
En vant geen men zekerlike
Weet, des heb ic mi veraren:
Ander beuzelike maren
Ti di onbedreve luden
[110] Zonder afterdocht verluden
Is mi ni om waert te skriven:
Des zo laet ix zelve bliven.
t' Es geschiet als ix bevonde
Mer de tyt ne vinden konde
[115] Das de Englen und de Saxen
Mit gewaren end bardaxen
Mitte baxen ende vloten
Haben uitten lande stooten
d' Inzater vande Britten
[120] Welckes Heirtog was gehitten
Haren Engist ende Horse
Die gelik een euvel orse
Al ti Brittense serjanten
Ontbreekt in oorspronkelijke afschrift
Tar mede tot irren onvromen
[125] De Sund ten Rine inkomen
Unde slopen huus en have:
Wider vind ix ni dar ave
Dan das zi vor tegenwaren
Haben in Gaulen af ke varen
[130] t' Lant das zi na irren namen
Hiten Bretangen al te zamen.
Eer ti Saxen overquamen
In Brittangen angespanen
Unde vertriben vande Normannen
[135] Gaen de landen die gelagen
Tussen Maer Zee ende Nimagen
Rien en Maze en Torp Assen
Al die Goyen heten Neersassen
Tot zi van ti wilde Vrisen
[140] Harde geklopt na wych verlizen
Wiltenburg haben begeven
Ende zund over Ade vertreven.
Zo das t' lant hi al te samen
Namaels hite Frieslant bi namen
[145] Hoe den aar der Batenenwieren
Es zo barelik vertiren
Es mi niet bekant bi namen
Wan ti swindel onbequamen
Ti de lande overlopen
[150] Mette krieg en woeste hopen
Schinen, bannen, en dor roven
Alle kunsten gaen verdoven.
Vele haben twyffelt zere
Of ti Tietsen emmermere
[155] Ti Bardzangen te skrivan ploenen:
Mer das zolkes bestonden doenen
Hat ix ja voor overwaren
<Als die zolkes hab ervaren>
En ti Barden woiren lezen
Ti nog ovrig haben wezen
[160] Minen dagen binnen Hegmonden
Zolkes heb ix zo bevonden:
Alte boeken ons verkonden
Das ti Sales sint vertriben
Ende baden om te bliven
[165] Wonen onder Battenenwierden
Mer ein ander tiel begierden
Der Quaden zund van Saksen teile
Wider ti Salers overpeilen
En tie Salers hadden gieren
[170] Overmaat die Battenewieren
En in landen ingeholden
Solkes oek vermanken solden.
Dan zy wierden ab gewezen.
T' es geschiet niet lang na dezen
[175] Dat ti Sicambrinen Salen
En ti Usipers bi malen
Battenewiren en ti Frizen
Namen over Rhien te riezen
Als zi deden met veel ander
[180] De eyne volgede malkander
Tegen Roemen wilden zi striden
Des si deden in die tiden
Ende Franke zien bi namen
Lant en luden al te zamen.
************************************************************ |
[185] 't Es geschiet gelyc wy leeren,
In 't geboertenes ons Heeren,
Daer omtrent of zo waerachtigh,
CCCLXXXVIII. [388]
Tot di Gaulen overgingen
[190] En de Francken naem ontfingen.
Dikke heeftet my verwondert,
Dat die Vorsten hoog hermondert
Van Frenkeriken hier te landen
Hadden hoeg bestier in handen.
[195] En ik merket over dezen,
Of zi niet wel haben wezen
Van den Batenewieren bloede.
Starke my in dit vermoede
't Wapenschilt en rood Libere,
[200] Das zi voerden in di were.
Ende namaels overgeven
Haben weder onzen Greven
Mitte Gravelyke banden,
En bruin schilde van Vrieslande;
[205] Dar die groote striet om ware
Eer zi hulden wolden haren
Waernemont wort oic gelezen
Irrer Fursten ierst gewezen.
Mer ti adel Waernemunde
[210] Waren hulden unse grunden.
Ende Clotewich men achte
Zie van Greve Gerolfs geslachte:
Walkes sunt daer na in handen
Krieg das Greefschip Tiesterbande;
[215] En zin ander oir bevonden
Wurt ein Greve op onzen gronden. >[253]
In 't jaer ons Heren geprezen
VIIIc en X by desen, [810]
Als Koninck was zekerlicke
[220] Karel de Groote van Frankricke,
Quamen ti Noren by geleyde
Van iren man Gottric beyde
Mit scuten CC in onse vele,
Roefden Frieslant an drie delen,
[225] Ende sloegen ti Friesen biden
Harde in drie staende striden.
Kaerle hoerde solche maren,
Ende bereyde ir te varen
To Wederstant; wanneer i hoerden,
[230] Datten zine luden vermoerden,
Ruste Emmingen te bestriden.
Meremals tot andere tyden
Deden di Noren groete schaden.
Onder Noric zi bestraden
[235] Uterichte, ende namen
Beten, en wyke te Duirstede zamen.
Lodewyc die goede Here
Als hi berichte; quamen were
Di Normannen opgevaren
[240] De Wahl mit scharen
Ende Nymagen zy bevoten.
Barberose liet ti sloten
Weder maken als wi horen,
Di ti Noren deden storen
[245] Dagobert bestreet ti Friezen,
Ende dede ir verliesen
Den Slach mitten Bartuwalden: [572]
Ende wat Friesen i behalde
Langer als syn glavy liten
[250] Datelic dat hoeft afsmiten.
Wiltenborch dede hi storen
En, om 't heyden diet bekoren,
Dede ir een kerke richten,
Van S. Thomas op ti Trichten.
[255] Adgilt berichte ti Friesen,
Ende na hem ti verrisen
Radebolt; ti onsen Heren
St. Wolfram wilde bekeren.
Ende lietet zo belopen,
[260] Of em wilde laten dopen:
Mer wen i sien voete plonte
En ti ander in te fonte
Zetten wolde; sprak i myn
Zeg m' al weer min alteren zyn,
[265] In ti Himmelum, of weder
In ti hol gevaren neder ?
Wolfram antwoerde hem, das
Al wie ongekerstent was
Storven, wisselic verloren.
[270] Wal sprac i ic laets u horen,
Das ic by das meerder erven
Van mien alteren na mien sterven,
Dan wil wisen vry van schanden,
In Wodins overzelige landen;
[275] Dan mit luttel armen Christen,
Ti my intich nimmer wisten.
Uten fonten is hy getoghen
En tum derden daghe gedroghen
Gravewaerts om zien gesellen
[280] Zien en spreken in den Hellen.
Korts dar na sien wedercomen
Over zee die fel, onvrome
En wrede Noren ende roven
Al dat lant an zee, gesonden
[285] In tie haven van Hegmonde
(die de Hegge plach te heten),
Eer des bedehuys te weten
Daer in lange was gestichte;
Dat nu after dunen zwichte)
[290] End sunt to Nurtika komen:
Daer ir tegentrak die vrome
Greve Gerolf en Tibbold agen
Rinesburge, daer zi lagen.
Ente wan dat Noertse here
[295] Was te kraftich in te were,
En te euvel wurt [g]edragen,
Bleven zi te beyde slagen:
Das harde droeve was ti goen.
Ende ti Heylige Jeroen
[300] Grepen zi en deden wylen
Grote pinen, staken met pylen
In 't lyve, en bornden over zere,
Ente spotten onsen Here
Alle zere, em onthoven.
[305] Zeland zi oec beroven
Daer Greve Eggaert, Halpdams zone
Bleven in ti weer ti gone
************************************************************ |
[185] T es geschiet gelijc wy leeren
In 't geboertenes ons Heeren Daer omtrent of zo waerachtigh CCCLXXXVIII [388]. Tot di Gaulen over gingon [190] En de Francken naem ontfingon. Dikke heeftet my verwondert Dat die Vorsten hooghermondert Van Frenkerike hier te Lande Hadden hoeg bestier in handen [195] En ik merket over dezen Of zi niet wel haben wezen Van den Batenewieren bloede t' Starcke my in dit vermoede t' Wapen-schilt en rood Libere [200] Das zi voerden in di were Ende namaels overgeven Haben weder onzen greven Mitte gravelyke banden En bruin schilde van Vrieslande [205] Dar die groote striet om ware Eer zi holden wolden haren.
Waernemont wort oic gelezen Irrer Fursten, eirst gewezen Mer ti adel Waernemunde [210] Waren huden unse grunden Ende Clotewich men achte Zie van Greve Gerolfs geslachte Walkes sunt daer na in handen Krieg das Greefschip Tiesterbande [215] En zin ander oir bevonden Wurt ein Greve op onsen gronden
In 't jaer ons Heren geprezen VIIIc en X by desen Als Koninch was zekerlicke [220] Karel de groote van Frankryke Quamen ti Noren by geleyde Van iren man Gottric, beyde Mit scuten CC, en onse vele Roefden Frieslant an drie delen [225] Ende sloegen ti Friesen beyde Harde in drie staende striden. Kaerle hoerde solcke maren Ende bereyde ir te varen To wederstant, wanneer i hoerden [230] Datten zine luden vermoerden Rusten Emmingen te bestriden.
Meremals tot andere tyden Deden di Noren groete schaden Onder Noric zi bestraden [235] Uterichte, ende namen Betenen Wyke te Duirstede zamen Lodewyc die goede here
Als hi berichte, quamen were Di Normannen op gevaren [240] De Wahl mit scharen Ende Nymagen zy bevoten. Banberose liet ti sloten Weder maken als wi horen Di ti Noren deden ti storen [245] Dagobert bestreet ti Friesen Ende dede ir verliesen Den slach mitten Bartuwalden [572] Ende wat Friesen i behalden Langer als syn glavy, lite [250] Datelic dat hoeft afsmiten, Wiltenborch dede hi storen En om t' heyden Diet bekoren Dede ir een kerke richten Van S. Thomas op ti Trichten [255] Adgilt berichte ti Friesen
Ende na hem ti verrisen Radebolt ti onsen Here St. Wolfram wilde bekeren Ende lieten zo belopen [260] Offen wilde laten dopen Mer wen i sien voete plonte En ti ander in te fonte Zetten wolde, sprak i mijn Zeg mal weer min Atteren zijn [265] In ti himmelum, of weder In ti hol gevaren neder. Wolfram antwoerde hem, das Alle wie ongekerstent was Storven, wisselic verloren:
[270] Wal sprac i ix laets u horen Das ic by das meerder erven Van mien Alteren na mien sterven Dan wil wisen vry van schanden In Wodins over zelige landen [275] Tan mit luttel armen Christen Ti my .. intich nimmer wisten. Uten fonten is hy toghen, En tum derden daghe gedroghen Gravewaerts om sien gesellen [280] Zien en spreken in den hellen.
Korts dar na sien wedercomen Over Zee die fel onvrome Wrede Noren, ende roven Al dat land an zee gesonden [285] In tie havene van Hegmonde Die de Hegge plach te heten Eer des Bedehuys te weten Daer in lange was gestichte Dit nu after Dunen zwichte [290] End zunt to Nurtika komen Daer zi tegen trak die vrome Greve Gerolf en Tibbold, agen Rinesburge, daer zi lagen; En te wan dat Noertse here [295] Was te kraftich in te were En te euvel wurt edragen Bleven zi te beyde slagen Das harde droeve was ti goen. En ti heylige Ieroen
[300] Grepen zi en deden wylen
Grote pien, staken met pylen Int lyve, en bornden over zere En te spotten allen zere
Onsen here ende onthoven. [305] Zelande zi oec beroven Daer Greve Eggaert Halpdams zone Bleve in ti weer ti gone
************************************************************ |
[185] T es geschiet gelijk wij leeren
In t geboertenes ons Heeren
Daer omtrent of zo waarachtich
CCC LXXX VIII [= 388].
Tot di Gaulen overgingen
[190] Ende Franken naam ontfingen.
Dikke heeft et mij verwondert Dat die Vorsten hoegvermondert
Van Frenkerike hier te Lande
Hadden hoeg bestier in handen
[195] En ik merket over dezen
Of si niet wol haben wezen
Vander Batenewieren bloede
t Sterke mij in dit vermoede
t Wapenschild en rood Libere
[200] Das sy voerden in den weere
Ende namaels overgeven
Haben weder onzen Greven
Miete gravelyke banden
En bruin schilde van Vrieslande
[205] Dar die grooten striet om ware
Eir zi hulden wolden here
Waen nemont word oic gelezen
Irrer Fursten, eirst gewezen
Mer ti adel Waernemunde
[210] Wonen huden unse grunden
Ende Kotewich men achte
Zie van Greve Gerolfs geslachte
Welkes sint daer nae in handen
Krieg das Greefschip Tiesterbande
[215] En zin ander oir bevonden
Wurt ein Greve op onsen gronden
In 't jaer ons Heeren gepresen
VIIIc end X by desen
Als Koninck was sekerlijke
[220] Kaerle de Groote van Frankrijke
Quamen ti Noren bi geleide
Van irren man Gottric, beide
Mit schioten CC, en onse veele
Roefden Frieslant an drie deelen
[225] Ende sloegen ti Friesen beide
Harde in drie staande strijden.
Kaerle hoerde solke maeren
Ende bereijde in te varen
To wederstant, wanneer i hoerden
[230] Datten zine luden vermoerde
Ruste Emmingen te bestriden.
Meremals tot anderen tiden
Deden di Noren groete skaden
Onder Noric si bestraden
[235] Uterichten en namen
Betenen wike te Duirsteden samen
Ludewic die goede heere
Als hi berichte, quamen weere
Di Normannen opgevaren
[240] De Wahl mit schaeren
Ende Nimagen zi wrooten.
Ban berose liet ti sloten
Mede maeken als wi hooren
Di ti Noren deden ti storen.
[245] Dagobert bestreet ti Friesen
Ende dade in verlizen
Den slagh mitten Bontawalden [572]
Ende wat Friesen i behalden
Langer als zin glavi, liten
[250] Datelyc dat hoeft afsmiten,
Wiltenburch dede hy storen
En om t heiden diet bekoren
Dede in ein Kerke richten
Van S. Thomas op ti trichten
[255] Adgilt berichte ti Friesen
Ende na hem ti verrisen
Radebolt ti onse here
St. Wolfram wilde bekeren
Ende lieten zo belopen
[260] Offen wilde laten dopen
Mer wen i sien voete plonte
En ti ander in ti fonte
Zetten wolde, sprak i mijn
Seg, mal weer mien Alteren zyn
[265] In ti himmelim, of weder
In ti hel gevallen neder.
Wolfram antwoerde hem, das
Al wie ongekerstent was
Storven, wisselijc verloren:
[270] Wal sprac i ixc laets u horen
Das ic bi das meerder erven
Van minen alteren nae mien sterven
Dan wil wisen vrij van schanden
In Wodins over zelig landen
[275] Tan mit luttel arme Christen
Ti mi twintich nimmer wisten.
Uten fonten is hi togen,
En tum derden tach gedrogen
Gravenwaerts om sien gesellen
[280] Zien en spreken in der hellen.
Korts hier na sien wederkomen
Over zee die fel onvroome
Wreede Nooren ende roven
Al dat land an zee gesonden
[285] In tie havene van Hegmunde
Die de hegge plach te heeten
Eer dat bedehuis te weten
Daer in lange was gestichte
Die nu after Dunen zwichte
[290] End sunt to Nortika komen
Daer si tegen trak ti vromen
Greve Gerolff en Tibbold agen
Rinesburge, daer zi lagen
En te wan dat Noerze heere
[295] Was te kraftich in tie were
En te li vel wurt e dragen
Bleven zi te beide slagen
Dat harde droeve was den goen.
En ti heilige Jeroen
[300] Greepen si en deden wilen
Groote pien, staken met pilen
In ti lyve, en bornden over zeere
En te spotten allen seere
Onsen Heer ende Onthoven.
[305] Zeelande zi oec beroven
Daer Greve Eggaert halpdams sone
Bleeve in ti weer die gone
************************************************************ |
[185] T' es geschiet, gelijk wy leren
In 't geboerenes ons Heren
Daer omtrent of zo warachtich CCC.LXXX.VIII [388].
Tot die Gaulen overgingen
[190] Ende Franken naam ontfingen.
Dicke heeft' et mi verwondert
Dat die Vorsten hoogvermondert
Van Frenkericke hier te lande
Hadden hoeg bestier in handen
[195] En ix merket over dezen
Of zi niet wol haben wezen
Van der Batenewieren bloede
t' Sterke mi in dit vermoeden
t' Wapen-schilt en rood libere
[200] Das zi voerden inden were
Ende naemaels overgeven
Haben weder onsen Greven
Mitte grevelike banden
En brun schilde van Vrieslande
[205] Dar dik groten striet om ware
Eir zy hulden wolden haren.
Waernemond word oek gelezen
Irrer Fursten, eirst gewezen
Mer ti adel Waernemunde
[210] Wonen huden onze grunden
Ende Clotewich men achte
Zie van Greve Gerolfs geslachte
Wolkes kind daer na in handen
Krieg das Greefskap Tiesterbande
[215] En zin ander oir bevonden
Wart ein Greve op onzen gronden
Int jaer ons Heren gepresen
VIIIc end X by dezen
Als Koning was zekerlijcke
[220] Kaerle de Grote van Frankrike
Kwamen ti Noren by geleide
Van irren man Gottrick, beide
Mit sckuten CC, en orssse vele
Roefden Frieslant an drie delen
[225] Ende sloegen ti Friesen beide
Harde in drie staende striden:
Kaerle hoerden zolke maren
Ende bereiden in te varen
To wederstant, wanneer i hoerden
[230] Dat en zine luden vermoerden
Ruste emmige te bestriden.
Meremals tot ander tiden
Dede di Noren groete skaden
Onder Rorik zi bestraden
[235] Uterichten, ende namen
Betemen Wike to Duerstede zamen
Lodewick de goede here
Als hi berichte, quamen mere
Di Noormannen opgevaren
[240] De Wahl ... mit skaren
Ende Nimagen zi bevoten.
Bamberose liet ti sloten
Weder maken als wi horen
Di ti Noren deden te storen
[245] Dagobert bestreet ti Friesen
Ende dede in verliesen
Den slag mitten Bartuwalden [572] En wat Frisen i behalden
Langer als syn glavi, lite
[250] Datelik dat hoeft afsmiten,
Wiltenburg dede hi storen
En om t' heyden diet bekoren
Dede ir een kirke richten
Van S. Tomas op ti Trichten.
[255] Adgilt berichte ti Frisen
Ende na hem ti verrisen
Radebold ti onsen Here
S. Wolfram wilde bekeren,
Ende liten zo belopen
[260] Offen wilde laten dopen
Mer wen i zien voete plonte
En ti ander in ti fonte
Zetten wilde, sprak i myn
Zeg, moe meer mien Atteren zyn
[265] In ti Hemelum, of weder
In ti Hol gevallen neder:
Wolfram antwoorde hem, das
Al wie ongekerstent was
Storven, wisselijk verloren:
[270] Wol sprak i, ix laets u horen
Das ic bi das meerder erven
Van mien Altren na mien sterven
Dan wil wizen vri van schanden
In Wodins over zelige landen:
[275] Tan met luttel armen Christen
mi twintich nimmer wisten.
Uten fonten is hy togen,
En tum darden tag gedrogen
Gravenwaerts, om sien gesellen
[280] Zien en spreken in der Hellen.
Korts hier na zyn wederkomen
Over Zee die fel onvrome
Wrede Noren, ende roven
Al dat land aen Zee gesonden
[285] In tie havene van Hegmonde
Die de Hegge plach te heten
Eer dat Bedehuis te weten
Daer in lange was gestichte
Die nu after Dunen zwichte
[290] En sunt te Nortika komen
Daer zi tegen trak die vromen
Greve Gerolf en Tibbold, agen
Rinesburge, daar zi lagen;
En te wan dat Noertse here
[295] Was te kraftich in ti were
En te oevel wurt e dragen
Bleven zi te beide slagen:
Dat harde droeve was den goen.
ti heilige Jeroen
[300] Grepen zi en deden wilen
Grote pien, staken met pilen
Int live, en bornden overzere
En te spatten allen here
Onsen heer ende onthoven.
[305] Zelande zi oec beroven
Daer Greve Eggaert Halpdams zoene
Bleve in die weer die gone
************************************************************ |
Ti reden datten wederstoet.
Greve Gerolf wan zin goed
[310] Dat ti Noren onderwonden
Te beroven, wan se versonden
In gesantschepe na den schine
An den Keyzer Kaerle in pyne.
Die hem sant hiet Gotefried
[315] Ende anderwiel vertriet
't Noerse volck mit zine hoede.
Hoe hy daer ave was te moede,
Mach een yder proeven wale:
Wat hilp ni of veele tale.
[320] I ging zo den Noren aven;
Ti em hadden gelooft veel gave;
Kande de vrede betraken .
Das zy kortelinge braken,
En namen daer toe das sine.
[325] I hadde vercregen mit groete pine,
Trouwe daden, Ridder banden
Van Koning Arenout van Frankenlande,
Met zegelyn en brieven,
Zommige Landen aan hun liven,
[330] Die altezamen waren zine.
Zuderscagen tussen Rine
Tussen ti Noert A, en Oester Sassen
Geisteland en holtgewassen
Ein hoeve in Bodelo den Grave
[335] En in Alpenbruk twie haven.
In Olthornunc eine hoeve,
En in Huwy ein manse t' oeve,
Te Tol en Asseke ein manse als voren
Met al watter toe mach horen.
[340] Te Frankenwairde was 't gegeven,
En met teyken onderschreven,
Na ons Heren geboerte wegen
In 't jaer VIIIc. LXXX ende IX. [889]
Die wanneer i opter straten
[345] Hadde in Porenborg zien lief gelaten,
Was den Lande zonder Greve.
En ti ander Noren bleven
Te Vleretdingen, en de vesten
Tegen ti Franken al haer besten.
[350] Kinder had i twee by namen
Tideric en Walger zamen
Beyde jonge zonder tiden,
Ende onbequame te striden.
Ti irren Mouderes zusteren Anke
[355] Namese to si onder ti Franken;
Ende leerdese Kerstynheden,
Ende Ridderlyke zeden.
Deze Walger t' eender wrake
Dede voer zin Vader smaken
[360] Erhaude ten Noerman ti doet;
Die ‘er uitten zaden skoet,
Op ti jachte onder 't jagen
Ende wurt oic zelve slagen.
Zo dat Tideric alleine bleef,
[365] Ti ir nare warde Greef.
Walger is alzo gestorven,
Ende Teysterbande bedorven:
Dat i hadde als Greve vercregen.
Daer na is 't aldus beslegen.
[370] Kaerle ti simpele zekerlike
Di das zwaert droug van Frenkryke,
Om datte veele kwamen ti Noren
In Frieslant zine landen storen,
En i bescharmen niet ne mochte,
[375] Hy dus aller ierst berochte
Tiderike te geven in handen
Ti Bardaxe van den landen;
Datti bescharmen zolde voirwair
Zyne luden al te gaer
[380] In dat Kerstelike gelove.
Als hun Gode van boven
Gepreket van Sint Williboert;
Ti Pippyn, alse hi hoert,
Zant in borenes ons Heren
[385] Ses hondert en negentich viere, [694]
Ti Friesen goede te doen kont.
Totte Weskaple hy vont
Ein Godse Wodin aenbeden
Mercuriose na heydense zeden:
[390] Den i brac unde [t]erstont
Wort i zwarelike gewont
Van ti Mercuriose wachte .
Efter preekte i mit krachte
Oestwaert onsen Here te recht,
[395] Ente quam al to Utrecht
Storen ti Godsen onverholen
Alsse Paus Serges hadde bevolen;
Ti em Aersbiskop hadde ewiet.
't Utrechten i liet
[400] Zynen stoel, ende bekere
Vele luden t' onsen Here.
Angels uten Nedersassen was
Van Northumberlande das
Ons tie schreften laten horen,
[405] Sinte Willeboerd geboren.
Ente preekten zy te maal
Gode in ti Friese taal
************************************************************ |
Ti reden datten wederstoet Greve Gerolf wan zin goed [310] Dat ti Noren onderwonden Te beroven, wan ze versonden In gesantschepe na den schine An den Keyzer Kaerle en pyne Die em sant hiet Gotefriet [315] Ende anderwiel vertriet t' Noertse Volck met zine hoede Hoe yh daer ave was te moede Mach een yder proeven wale Wat hilp in of veele tale [320] I ging zo den Noren ave Ti em hadden gelooft veel gave Kande i de vrede betraken Das zy kortelinge braken En namen daer toe das sine. [325] I hadde vercregen mit groete pine Trouwe daden ridder banden Van Koninch Arenout van Frankenlande Mette zegelyn en briven Zommige Landen aan hun Liven [330] Die al te zamen waren zine Zuderscagen tussen rine Tussen ti noert A en Ooester Sassen
Geiste lant en holt gewasse Ein hoeve in Bodenloden grave [335] En in Alpen bruk twie haven. In Olthornunc eine hoeve En in Huwy ein manse toeve Te tolen asseke ein manse als voren Met al watter toe mach horen. [340] Te Frankenwairde was 't gegeven En met teyken onderschreven Na ons Heren geboerte wegen Int jaar VIII. LXXX ende IX.
Die wanneer i opter straten [345] Hadde in Porenborg zien lief elaten
Was den Lande zonder Greve En ti ander Noren bleven Te Vleretdingen ende vesten Tegen ti Frenken al haer besten: [350] Kinder ad i twee by namen Tideric en Walger zamen Beyde jonge zonder tide Ende onbequame ti stride Ti irren Mouderes zusteren anke [355] Namese to si onder ti Franken Ende leerdese kerstynhede Ende ridderlyke zeden. Deze Walger t' eender wrake Dede voer zin Vader smake [360] Erhauden ten Noerman ti doet Die er uitten … zaden skoet Op ti jachte onder 't jagen Ende wurt oic zelve slagen.
Zo dat Tideric alleine bleef [365] Ti irnare warde Greef Walgere is alzoe gestorven Ende Teysterbande bedorven Dat i hadde als Greve vercregen
Daer na ist aldus beslegen. [370] Kaerle ti Simpele zekerlike Di das zwaert droug van Frenkryke Om datte veele kwamen ti Noren In Frieslant zine landen storen En i bescharmen niet ne mochte [375] Hy dus aller ierst berochte Tiderike te geven in handen Ti bardaxe vanden landen. Datti bescharmen zolde voirwair Zyne luden al te gaer [380] In dat kerstelike gelove Als hun Gode van boven Gepreket van Sint Williboert Ti Pippyn alse hi hoert Zant in borenes ons Heren [385] Ses hondert en negontich viere [694]. Ti Friesen goede te doen kont Totte Weskaple hy vont Ein Godse Wodin aenbeden Mercuriose na heydense zeden [390] Den i brac, unde terstont Wort i swarelike wont Van ti Mercuriose wachte. Efter preekte i mit krachte Oestwaert onsen Here te recht
[395] Ente quam al to Utrecht Storen ti Godsen onverholen Alsse Paus Serges hadde bevolen Ti em Aersbiskop hadde ewyet t' Utrechten i liet [400] Zynen stoel, ende bekeren Vele luden t' onsen Here Angels uten Nedersassen was Van Northumberlande, das Ons tie schreften laten horen [405] Sinte Willeboerd geboren
En te preeckten zy te mael Gode in ti Friese tael.
************************************************************
* |
Ti reden datten wederstoet
Greve Gerolf was sy goed
[310] Dat ti Noren onderwonden
Te beraden, wanze versonden
In gesantschepe nae den skine
Aan den Keijser Karele ende pyne
Die en sond hiet Gotefriet
[315] Ende onderwiel vertriet
t' Noertze volk met sine goeden
Hoe ik daer ave was te moede
Mach een yder proeven wale
Wat holp in of veele talen
[320] I ging zo den Noren ave
Ti en hadden gelooft veel gave
Konde i de vrede betraken
Das si kortelinge braken
Ende namen daer toe das sine.
[325] I adde verkregen mit groette pinen
Trouwe daden Ridder banden
Van Koninch Aarnout van Frankenlande
Mette zegelyn en brieven
Sommige landen al hun liven
[330] Die alt zamen waren sine
Zuder Schagen tussen Rine
Tussen ti Noert A en Ooester Sasson
Geiste land en holtgewasse
Ein hoeve in Bodenladen Grave
[335] En in Alpen bruuk twee haven
In Olthornunc eine hoeue
En in Huwy ein manse towe
Te tolen asleke een manse als vooren
Met al watter toe mag hooren.
[340] Te Franken waerde was 't gegeven
En met teiken onderschreven
Nae ons Heeren geboerte wegen
In t jaar VIII.c LXXX ende IX [889].
Die wanneer i opter straten
[345] Hadde in Fonerborg zien lief elaten
Was den Lande zonder Greve
ti ander Noeren bleven
Te Vleretelingen en vesten
Tegen ti Frenken al haer besten:
[350] Kinder ad i twee bi namen
Titeric en Walgeer samen
Beide jonge zonder tide
Ende onbequame te stride
Ti irren moederes zuster anke
[355] Namese to si onder ti Franken
Ende leerden se kerstijnheden
Ende Ridderlyke zeeden.
Deze Walgeer t' eener wrake
Dede voer zin Vader smake
[360] Erhanden ten Noerman ti doet
Die en utten zadel skoet
Op tie jachte onder t jagen
Ende wurt oic selve slagen.
Zo dat Titeric alleine bleef
[365] Ti innare worde Greef
Walgere is also gestorven
Ende Tensterbande bedorven,
Dat i hadde als Greve verkregen
Daer nae ist eldirs beslegen.
[370] Kaerle ti Simpel sekerlike
Di das sweert droege van Frenkryke
Om datter vele kwamen tie Noren
In Frieslant zine landen storen
En ie beschermen niet ne mochte
[375] Hi dus allerierst besochte
Titerike te geven in handen
Ti Bordaxe van ti landen
Datti beschermen zolde voirwair
Zine luden al to gaer
[380] In dat Kerstelyke gelove
Als him Gode van boven
Gepreket van Sint Williboert
Ti Pippijn alse hy hoert
Zant, int borenes ons heeren
[385] Ses honderd negentich en viere [694].
Ti Friesen Gode te doen kond
Totte Westcappelle hy vont
Ein Godze Wodin aenbeden
Mercuriose nae heydenze zeden
[390] Den i brac, onde terstont
Wurt i swarelike wond
Van ti Mercuriose wagten
Efter preekte hy mit krachte
Oestwaert onsen Heere te recht
[395] En te quam al to Uterecht
Storen die Gotten onverholen
Alsse Paus Serges hadde bevolen
Ti en Aertsbiscop heeft ewejed
t Utrechten i liet
[400] Zynen stoel ende bekeeren
Vele luden te onsen Heere,
Angels uten Neer Saxen was
Van Northum-berlanden das
Ons tie Schreften laten horen
[405] Sinte Willeboerd geboren
Ende preekte si te mael
Gode in tie Friese tael.
************************************************************ |
Ti reden datten wederstoet
Greve Gerolf, was zin goet
[310] Dat ti Noren onderwonden
Te beroven, want ze versonden
In gesantskepe na den skine
Aan den Keyzer Kaerle ende pine
Die en zant hiet Godefriet
[315] Ende onderwijl verriet
t' Noertse Volk met zinen goede
Hoe ik daer ave was te moede
Mag een ider proeven wale
Wat holp ir of vele tale
[320] I ging zo den Noren ave Ti em adden gelooft veel gave
Konde i de vrede betraken
Das zi kortelinge braken
Ende namen daer toe das zine.
[325] I adde verkregen mit grote pine:
Trouwe daden, ridder bande
Van Konink Aarnout van Frankenlande
Mette zegelijn en brieven
Zommige landen aan hun lieven
[330] Die al t zamen waren zine
Zuderschagen tussen Rine
Tussen ti Noert A en Oester Sassen
Gheistenlant en holtgewassen
Een hoeve in Bodenloden graven
[335] Ende in Alphen bruk twee haven.
In Olthornum eine hoeve
En te Huwi ein manse toeve
Te Tolen Asseke ein manse alsvoren
Met al watter toe mag horen.
[340] Te Frankenwaerde was 't gegeven
Ende met teiken onderschreven
Na ons Heren geboerte wegen
Int jaar VIII. LXXX ende IX .
Dus wanneer i opter straten
[345] Hadde in Forenbrug zien lief e laten
Was den lande zonder Greve
En ti ander Noeren bleven
Te Vleretelingen ende vesten
Tegen ti Frenken al haer beste.
[350] Kinderen ..ad i.. twee bi namen
Tiderik en Walgeer samen
Beide jonge zonder tiden
Ende onbequame ti striden
Ti irren Moederes Zustere anke
[355] Namese to si onder ti Franken
Ende leerdense kerstijnheden
Ende ridderlijke zeden.
Deze Walgeer t' ener wrake
Dede voer zin Vader smake
[360] Erhauden ten Noerman ti doet
Die em utten zaden skoet
Op ti jachte onder t' jagen
En te wurt oec zelve slagen.
Zo dat Tiderik alleine bleef
[365] Ti ir nare warde Greef.
Walgere is alzo gestorven
Ende Teisterbande bedorven
Dat i hadde als Greve verkregen
Daer na ist aldus beslegen
[370] Kaarle ti Simpel sekerlike
Di das sweert droeg van Frenkrike
Om datte veele kwamen ti Noren
In Frieslant zine landen storen
En i bescharmen niet ne mochte
[375] Hi dus aller ierst berochte
Titerike te geven in handen
Ti bardaxe van ti landen.
Dat ti beskarmen zolde voerwaer
Zine luden al to gaer
[380] In die kerstenlike gelove
Als hun Gode van boven
Gepreket van Sint Williboert
Ti Pippyn alse gij hoert
Zant int borenes ons Hieren
[385] Ses hondert en negentich vieren [694].
Ti Friesen goede te doen kond
Tote Weskapellen hi vond
Ein Godse Wodin aenbeden
Mercuriose na heijdense zeden
[390] Den i brac, unde terstont
Wurt i swarelicke wont
Van ti Mercuriose wachte:
Efter preekte hi met krachte
Oestwaert onsen Here te recht
[395] Ente quam al to Utrecht
Storen die Godsen onverholen
Alse Paus Serges hadde bevolen
Ti en Aertsbiscop heeft e wied
t' Uterichten i liet
[400] Zinen stoel, ende bekeren
Vele luden t' onsen Heren:
Angels uten Neersassen was
Van Northumberlande, das
Ons tie schreften laten horen
[405] Sinte Willeboert gebooren:
Ente preekten zi te mael
Gode in ti friese tael.*
*
*********************************************************** |
1. Tiderik de I. Graaf.
Nu keren wi weder gelick
Totten Greve Tiderick.
[410] Das Greefschap Hollant gelagen
(Unde bericht unse dagen,
Billicke unde na wens
Adel heare Greve Florens)
Is ein stik van Friesland voren
[415] Gewesen; alse wy horen
Woe die Friesen Anclen en
Saxen, mitten Allemangen,
Verhiven over Bretangen;
Dus ti in dem landen bleven
[420] Was den name Friesen geven:
Dus die Altsten in recht
Unde fane Francken geslecht
Mitter grooter mogenthede.
Uriese was bekant van zede
[425] Greve Gerolf wt wi gelick****
Namaels heeft Tiderick
Das swaert geheven, Als rechter oire;
Di wrede Noren te stoiren
Als hi dede; ende kreeg
[430] Brieven, ti ic ni en zweeg,
Van Karel ti Simpel mede.
‘In der Drievoudigheden
Name, Kaerle koninck geliek
Van Ost- en Westfrenkriek.
[435] Als billick is, en wi verstonden
Onze liven op onse gronden,
Tegen alle wtheims gewalt,
Te beschouwen; dus zi gestalt
Al by onser mogenthede
[440] Mit volle macht ane te leden
Ende ave na behoren,
Zo das was hie te voren,
In zine Greefscepe bekent
Ende over dair omtrent;
[445] Onsen getrouwen Tiderike,
Dat i daer af geve blike,
Ende elk hem volge heden
Met desen brive na kersten zeden;
Dus gaven wy hem das gebiet,
[450] Na goed en rype beliet,
Overlanden en luden,
Als hier nevens wy beduden,
Ti hem eygen ne waren niet al,
Voertan zint bi dat getal.
[455] Kerstelike mi bi reste,
Over ti nakommers te leste
Hem en de zine an 't oud gebied
Van al, wat hem eygen hiet
Dat hem Gode starcke daer boven,
[460] Over het kersten gelove
Voer te staen al mit macht
Jegens dat heydens diets kracht,
En gewalt en avetreken
Van kerstens die trouwe breken.
[465] Dus geven wy hem daer vrank
Das swaert over bread en lanck
Te gebieden allen kanten:
Wtgenomen eenige landen,
Ti onse stamme eygen sunt,
[470] Daer em die breuke of wart gegunt
En di tienden te heffen mede.
Dese blyven ons ter stede
Met haren rechten bewaert, als voor,
Datter niet ave ga te loor
[475] 't Land dat hy zal berichten,
Oestwairts bepaelt na ti Trichten
Tot Suuthardeshage
By Bodeloden grave gelage:
Daer sin Vaderes Greefschepe gelach;
[480] Als 't was op desen dach.
Tot 't Westen by Katiks ende;
Zuutwairts Fortrape belende;
Ende Noirtwerts zy 't [l]and,
Daer men ti beke Kinheim vant.
[485] Aldus gedaen ziende op heden,
Willen wy dat em zi vrede
Van iegelicke in zin bezit.
Ende die em tegenstit,
Dat men hem ave doet rumen
[490] Ofte straffen na der coustume,
Daer die mesdaet gelegen es.
In 't jaer der geborenes
Ons Heren hoig verwondert
Uut einen Maghet negenhondert
[495] Ende XXII. bat [922]
Gegeven tot Aken in di stat
Oppe Paesavont, ten leste
Met onsen vingerlink beveste:
Dese konink Kaerle goet
[500] Gaf namaels metter spoet
Tot Bladelle, in den Jare
Negenhondert over ware
Ende drieentwintich bat, [923]
De reste van dat hi besat
[505] Al in Tideriks mogenthede.
Tot een eygen erfachtighede,
Hier voren geroert, in vrede
Over bede van Greve Hagen;
De kerke to Egmont gelagen,
[510] Al met dat geestelic gebiet,
Dat jegens Fortrapa stiet,
En Kinheym als men ziet.
Bedy heeft hi oec vercregen
Ein gifte t’ eender wegen
[515] Jegens zin Wive Hildegaert
(Tie em Aernout heeft gebaert
Te Gante in hare mogenthede)
Dat zi voegen zoude mede
Wasda dat foreest
[520] In haer mogenthede ’t meest
Aen zin Graeffscepe als voren
Met al wat ‘er toe mach horen.
Dit gaf em Lowys met min
Doer zin wyf Emme, tie Koningin.
In zin tiden wiert gevonnen
[526] Dat lyk Aelbrechts van eine Nonne,
Dat men verdroug tot Egmont.
Ik moet u zeggen goed ront
Datte de Jesten ons ontbreken,
[530] Om dudelicke te spreken
Van vele dingen, als ic wil.
Dus zo bid ic alle stil
Dat men mi quite of iks [ic] fale,
Ofte ergens inne dwale
[535] Want ic clechtelike zeggen zal
’t Ware, dat ic vinde, al.
In deze Tidericks tiden
Waren vele wichen en striden
Metten Friesen ti ne dulden
[540] Woude nochte billic hulde.
Toch zi worden wale gedwongen
Dat ze jem over Heare hulden.
Sinte Jeroens gedenkenis
Oic van dese Tiederic is
[545] Van Nortika to Egmont gedragen.
Dar i noch licht zinder lagen.
Ende het holten Kloister daer
Dat ontdede hy voirwaer,
Ende richte het weder van stene:
[550] Die Nonnen oic (zoude ik menen)
Heefte hy mede onverlet
Over to Binnebruk geset;
Ende zetter in wat vorder
Tie van Benedictus order;
[555] Ende gaf den Monniken goet
Jeften vele in overvloet.
Zin wyf Hildegaert mede
Gaf in vele dingen met rede
Tafel schoene zonder joek
[560] En siere Evangelenboek
Vol adel stienen en goude:
Das zi noch in eeren houden.
Egbert iren zoene fier
Tie Aartsbiscoppe van Trier
[565] In Bretangen van ir geboren,
Gaf den Godshuse, te voren
Gemeldet, mede goeden veel.
Als oic zin zustere eêl
Arlinde scank ein misgewade
[570] Kostelike en van stade.
Ende was, as ic hou gewis,
To Bennebrucke ti ierste Abdis
Tideric verwarf oic mede,
Overmits Thefanen bede,
[575] Van koningh Otto, en zin Zoen
Egbert ti Biscop schoen,
Ente Otten Neve Henric van Baren
Hertoge hoge overware,
In vrien eygendoeme, wat
[580] I van hem te lien bezat.
Tusken ti wateren Langeroire
Ente Isle overbore
Dat houtgewas, en lande trou
Mit ti goede Sonnemargou
[585] En watter tusken ti ade lage
Van Medenblec en Marcken tagen
Geneloos aer, en al das
Jem tot Texla eygen was
(Wtgezeit dat huuslade ter dege)
[590] En dat in Kinheym is gelegen
Ende in Maeslant gaf i em
Met al, wat ‘er hoirt aen hem.
Dese Tideric voirscreve
Is gevaren ten langen leven
[595] Tot Hegmondt, daer i ter uutvaert,
Twee jaren na Hildegaert,
Isse gelegt en begraven.
God heeft bider de Zielen ave
Want i starf ’t jaer waerachtich
[600] IXc en LXXXIX. [989]
Zo dat i berichte voirwaer
Omtrent LXVII jaer. [67]
**********************************************************
|
DIRK de Ie. GRAAF. Nu keren wi weder geliek Totten Greve Tideriek [410] Das Greefschap Hollant gelagen Unde bericht unse dagen Billicke unde na wens
Adel heare Greve Florens Is ein stik van Frieslant voren [415] Gewesen, alse wy horen Woe die Friesen Anglen en
Saxen mette Allemangen Verhiven over Bretangen Dus ti in dem Lande bleven [420] Was de nanne Friesen geven Sus die altsten in recht Unde fane Francken geslecht Mitter grooter mogenthede.
Friese was bekant van zede [425] Greva Gerolf wt wi gelick
Namaels heeft Tiderick Das swaert geheven als rechter oire Di wrede Noren te stoiren Als hy dede ende kreeg [430] Brieven ti ic ni en sweeg Fan Karel ti simpel mede.
‘Inder Drievoudigheden Name Kaerle Koninck gelick Van Oest ende West Frenkrick. [435] Als billick is en wi verstonden Onse liven op onse gronden Tegen alle wtheims gewalt Te beschouwen, dus zi gestalt Al by onser Mogenthede [440] Mit volle macht ane te leden Ende ave na behoren Zo das was hie te voren In zine Greefscepe bekent Ende over dair omtrent [445] Onsen getrouwen Tiderike Dat i daer af geve blike Ende ekk hem volge heden Met desen brive na kersten zeden Dus gaven wy hem das gebiet [450] Na goet en rype beliet, Over landen en luden. Als hier nevens wy beduden Ti hem eygen ne waren niet al Voertan zint bi dat getal:
[455] Ierstelike ni beresten Over ti Nakommers te leste Hem en de zine an 't oud gebied Van al wat hem eygen hiet: Dat hem God starcke daer boven [460] Over het Kersten gelove Voer te staen al mit macht Iegens dat heydens Diets kracht
En gewalt, en ave treken Van Kerstens die trouwe breken: [465] Dus geven wy hem daer vrank Das swaert over, bread en lanck Te gebieden allen kanten (Wtgenomen eenige Landen Ti onse stamme eygen sunt [470] Daer em die breuke of wart gegunt En di tienden te heffen mede Dese blyven ons ter stede Met haren rechten bewaert als voor Datter niet ave ga te loor) [475] 't Land dat hy zal berichten Oestwairts bepaelt na ti Trichten Tot Suuthardeshage By Bodeloden grave gelage Daer sin Vaderes Greefschepe gelach [480] Als 't was op desen dach Tot t' Westen by Katiks ende Zuutwairts Fortrape belende: End Noirtwerts zy t' and Daer men ti Beke Kinheym vant. [485] Aldus gedaen ziende op heden Willen wy dat em zi vrede
Van iegelicke in zin bezit. Ende die em tegenstit Datmen hem ave doet rumen [490] Ofte straffen nader coustume Daer die mesdaet gelegen es Int jaer der geborenes Ons Heren hoig verwondert Vut einen Maghet negen hondert [495] Ende XXII [922] bat Gegeven tot Aken in di stat Oppe Paes-avont, ten leste Met onsen Vingerlink beveste.
Dese Konink Kaerle goet [500] Gaf namaels metter spoet Tot Bladelle in den jare Negen hondert over ware Ende drie en twintich [923] bat De reste van dat hi besat [505] Al in Tideriks Mogenthede. Tot een eygen erfachtichede Hier voren geroert, in vrede Over bede van Greve Hagen De Kerke to Egmont gelagen [510] Al met dat geestelic gebiet Dat jegens Fortrapa stiet En Kinheym als men ziet.
Bedy heeft hi oic vercregen Ein gifte t' eender wegen [515] Jegens zin Wive Hildegaert
Tie em Aernout heeft gebaert Te Gante, in hare mogenthede Dat zi voegen zoude mede Wasda dat foreest [520] In haer mogenthede t' meest Aen zin Graeffschepe als voren Met al wat ‘er toe mach horen
Dit gaf em Lowys met min Doer zin wyf Emme tie Koningin.
525] In zin tiden wiert gevonnen Dat lyk Aelbrechts van eine Nonne Dat men verdroug, tot Egmont
Ik moet u zeggen goet ront Datte de iesten ons ontbreken [530] Om dudelicke te spreken Van vele dingen als ic wil: Dus zo bid ic alle stil Datmen mi quite of iks fale Ofte ergens inne dwale [535] Want ic clechtelike zeggen zal 't Ware dat ic vinde al.
In dese Tidericks tyden Waren vele wichen en striden Metten Friesen ti ne dulden [540] Woude nochte billic hulden, Toch zi worden wale gedwongen Daze jem ouer Heare hulden.
Sinte Jeroens gedenkenis Oic van dese Tiederic is [545] Van Nortika to Egmont gedragen
Dar i noch licht zinder lagen Ende het holte Kloister daer Dat ontdede hy voirwaer Ende richte het weder van stene [550] Die Nonnen oic zoude ik menen Heefte hy mede onverlet Over to Binnebruk geset Ende zetter in wat vorder Tie van Benedictes order [555] Ende gaf den Monniken goet. Ieften vele in overvloet. Zin wyf Hildegaert mede Gaf in vele dingen met rede Tafel schoene zonder joek [560] En siere Evangelen boek Vol adel steinen en goude Das zi noch in eeren houden: Egbert iren zoene fier Tie Aartsbiscoppe van Trier [565] In Bretangen van ir geboren Gaf den Godshuse te voren Gemeldet, mede goeden veel Als oic zin Zustere eel Arlinde scank en misgewade [570] Kostelike en van stade Ende was as ic hou gewis To Bennebrucke ti ierste Abdis
Tideric verwarf oic mede Overmits Theofanen bede [575] Van Koningh Otten, en zin Zoen Egbert ti Biscop schoen Ente Otten neve Henric van Baren
Hertoge hoge overware In vrien eygendoeme, wat [580] I van iem te lien bezat Tusken ti wateren Langir oire En te Isle overbore
Dat holtgewas en lande trou Mit ti hoeve Sonnemar gou. [585] En watter tusken ti Ade lage Van Medenblec en Marcken tage Geneloos aer, en al das Iem tot Texela eygen was (Wtgezeit dat huuslade ter degen) [590] En dat in Kinheym is gelegen Ende in Maeslant gaf i em Met al wat ‘er hoirt aen hem.
Dese Tideric voirscreve Is gevaren ten lange leven [595] Tot Hegmondt daer i ter uutvaert Twee jaren na Hildegaert Isse gelegt en begraven God heeft bider de zielen ave Want i starf t' jaer waerachtich [600] IXc en LXXXIX. [989] Zo dat i berichte voirwaer Omtrent LXVII jaer. **
************************************************************ |
DIRK
Nu keren wi weder gelike
Totten Greve Titerike
[410] Das Greefschap Hollant gelagen Unde bericht unse dagen
Billike unde na wens
Adel heere Greve Florens
Is ein stik van Friesland voren
[415] Gewesen, alse wi horen
Woe ti Friesen, Anclen en
Saxen mette Allemangen
Verhiven over in Bretangen
Dus tie in ti landen bleven
[420] Was de naame Friesen geven
Sus die altesten in recht
Unde fane Franken gestecht
Mitter groeter Mogenthede.
Friese was bekant van zede,
[425] Greva Gerolf uut wi geliek
Namaels heeft Titerick
Das swaert geheven als regter oire
Di wrede Noren te stoire
Als hi dede ende kreeg
[430] Brieven ti ic ni en sweeg
Fan Karel ti Simpel mede.
"Inder drivoudigheden
"Name Kaerle Konink geliek
"Van Oest ende West-Frencriek.
[435] "Als billick is en wy verstonden
"Onsen lieven op onsen gronden
"Tegen alle uutheims gewald
"Te beschouden, dus zi gestald
"Al by onser Mogenthede
[440] "Mit volle magt ane te leden
"Ende ave na behoren
"Zo dat was hier te voren
"In sin Graefschepe bekend
"Ende over daer omtrent
[445] "Onsen getrouwen Tiderike
"Dat i daer af geven blike
"Ende elk hem volge heden
"Met desen brieve na Kersten zeden
"Dies gaven wy hem dat gebiet
[450] "Na goet ende ripe beliet,
"Over landen ende luden.
"Als hier neven wi beduden
"Ti hem eigen ne waren niet al
"Voortan zint by dat geval
[455] "Groelicke wy bevesten
"Over ti nakommers te leste
"Hem en de sine an t oud gebied
"Van al wat hem eygen hiet
"Dat hem God starke daer boven
[460] "Over het Kersten gelove
"Voer te staen al mit macht
"Jegens dat heidens Diets kracht
"En gewald, en ave treken
"Van Kerstens die trouwe breken:
[465] "Dus geven wi hem daer vrank
"Das swaert over, bread en lank
"Te gebieden allen kanten
"(Uutgenomen eenige Landen
"Ti onsen stamme eygen sent
[470] "Daer en die breuke of word gegunt
"En di tienden te heffen mede,
"Dese bliven ons ter stede
"Met horen rechten bewaert als voor
"Datter niet ave ga te loor)
[475] "T Land dat hi sal berigten
"Oestwairts bepaeld na ti Trigte
"Tot zuut hardes hage
"Bij Bodenlodengrave gelage
"Daer sijn Vaders Greefschepe gelag
[480] "Als 't was op desen dach
"Tot t' Weste by Katiks ende,
"Zuetwers Fortrape belende
"Ende Noirtwers zy t and
"Daer men die beke Kinheim vand
[485] "Aldus gedaen ziende op heden
"Willen wi dat om si vrede
"Van iegelike in sijn bezit.
"Ende die en jegens stit
"Datmen hem ave doet rumen
[490] "Ofte straffen na der Costume
"Daer die mesdaet gelegen es
"In t jaer der geborenes
"Ons Heeren hoeig verwondert
"Vut einer Maget negen hondert
[495] "Ende XXII [922] bat
"Gegeven tot Aken in die stat
"Oppe Paesavond ten leste
"Met onsen vingerlink beveste.
Dese Koninc Kaerle goet
[500] Gaf namaels metter spoet
Tot Bladelle in den jare
Negen honderd overware,
Ende drie en twintich [923] bat
De reste van dat hi besat
[505] Al in Titerics mogenthede
Tot een eygen erfachtichede
Hier voren geroert in vrede
Over bede van Greve Hagen
Die kerke to Egmund gelagen
[510] Al met dat geestelik gebiet
Dat jegens Fortrapa stiet
Ende Kinheim alsmen siet.
Bedi heeft i oic verkregen
Ein gifte te eender wege
[515] Jegens syn wive Hildegaert
Tie en Aernout heeft gebaert
Te Gante, in hore Mogenthede
Dat sy voegen zoude mede
Wasda dat foreest
[520] In haer mogenthede t meest
Aen syn Graafschepe alsvoren
Met al wat er toe mach horen
Dit gaf en Lowies met min
Doer syn wyf Emme tie Koningin.
[525] In zin tide wiert evonnen
Dat lyk Aelbrechts van eine Nonne
Datmen verdroech te Egmont
Ik moet ti seggen goed vond
Datte de jesten ons ontbreken
[530] Om dudelike te spreken
Van vele dingen als ic wil:
Dus zo bid ic alle stil
Dat men mi quite of iks fale
Ofte argens inne dwale
[535] Want ik slegtelike seggen sal
'T Ware dat ic vinde al.
In dese Titericks tyden
Waren vele Wychen ende striden
Metten Friesen, ti ne dulden
[540] Woude nogte billic hulden,
Tog zi worden wale gedwongen
Da ze iem over Heere ontfongen.
Sinte Jeroens gedenkenis
[545] Oik van dese Tiedric es
Van Nortika to Hegmund gedragen
Daer i nog ligt zinderlage
Ende het holte kloister daer
Dat ontdede hy voorewaer
Ende richte het weder van steene
[550] Die Nonnen oic soude ik meenen
Heefte hi mede onverlet
Over to Binnebruk geset
Ende setten in wat vorder
Tie van Benedictus order
[555] Ende gaff te Monnicken goet.
Jeften vele in overvloet.
Zin wive Hildegaert mede
Gaff in veele dingen met rede
Tafel schoene sonder joek
[560] En siere Evangelien Boek
Vol adel steinen en goude
Das si nog in eeren houden
Egbert irren zoene fier
Tie Aartsbiscop van Trier
[565] In Bretangen van ir geboren
Gaf den Godshuse te voren
Gemeldet, mede goeden veel
Als oic syn sustere eel
Arlinde scank en misgewade
[570] Kostelyke en van stade
Ende was als ic hou gewis
To Binnebruke de ierste Abtis
Titeric verworf oik mede
Overmits Theofanen bede
[575] Van Conink Otten, en zin Zoen
Egbert te biscop schoen
En te Otten neve Henrik van Baren
Hertoge hoge overware
In vraien eygendoeme, wat
[580] I van iem te lien bezat
Tusken tie wateren Langir ora
En ti Iesle overware
Dat holtgewas en lande trou
Mit ti hoeve Sonnemaer gou.
[585] En watter tusken ti ade lage
Van Medenblek en Marken tagen
Geneloos aer, en al das
Jem tot Texela eygen was
(Wtgeseit dat Huuslade ten degen)
[590] En dat in Kinheym is gelegen
Ende in Maesland gaf i em
Met al wat ‘er hoert an hem.
Dese Titeric voirscreve
Is gevaren ten lange leven
[595] Tot Hegmund daer i fier uutvaert
Twee jaren nae Hildegaert
Isse gelegt en begraven
God heeft bider de zielen ave
Want i storf 't jaer waeragtig
[600] IXc en LXXXIX. [989]
So dat i berichte voirwair
Omtrent LXVII jaer.
************************************************************ |
[DIRK]
Nu keren wi weder gelieck
Totten Greve Tideriek
[410] Das Greefscep Hollant gelagen
Unde bericht unsen dagen
Billicke unde na wens,
Adel Heare Greve Florens
Is ein stik van Frieslant voren
[415] Gewesen, alse wy horen:
Woe ti Frisen Anelen en
Saxen mette Allemangen
Verhiven over Bretangen
Dus ti in ti landen bleven
[420] Was de name Friesen geven
Sus die alsten in recht
Unde fane Franken geslecht,
Mitter groeter mogenthede.
Friese was bekant van zede
[425] Greva Gerolf uut wi geliek
Namaels heeft Titeriek
Das swaert geheven als rechter oire
Di wrede Noren te stoire
Als hi dede ende kreeg
[430] Briven ti ix ni en sweeg
Fan Karel ti sSumpel mede.
‘In der Drievoudigheden
Name Kaerle Konink geliek
Van Oest ende West Frankriek.
[435] Als billik is en wi verstonden
Onsen liven op onsen gronden
Tegen alle vutheims gewald
Te beschouden, dus zi gestald
Al bi onser Mogenthede [440] Mit volle macht ane te leden
Ende ave na behoren
Zo het was hier te voren
In zien Greefskappe bekent
Ende over dier omtrent
[445] Onsen getrouwen Titerike
Dat hi daer af geve blijke
Ende elk hem volge heden
Met desen briven na kersten zeden
Dus gaven wi hem dat gebiet
[450] [Na goet en rype beliet
Over luden ende landen
Als hier neven wi beduden
Ti hem eigen ne waren niet al
Voertan zint bi dat getal:
[455] Ierstelik wi bevesten
Over ti nakommers te leste
Hem en de zine ant oud gebiet
Van al wat hem eigen hiet:
Dat hem God starke daer boven
[460] Over het kersten gelove
Voer te staen al met macht
Jegen dat heidens Diets kracht
En gewalt, en ave trekken
Van karstens die trouwe breken.
[465] Dus geven wi hem daar vrank
Dat swaert over, bread en lank
Te gebieden allen kanten
(Uutgenomen eenige landen
Ti onse Stamme eigen zunt
[470] Daer em die bruke of wort gegunt
En di tienden te heffen mede
Dese bliven ons ter stede
Met haren rechte bewaert als voor
Datter niet ave ga te loor)
[475] 't Lant dat hi zal berichten Oeistwaerts bepaelt na ti Trichte
Tot Suuthardes hage
Bi Bodeloden grave gelage
Daer zin Vaders Greefskepe gelag
[480] Als t' was op dese dag
Tot t' weste bi Katiks ende
Zuutwaert Fortrape belende:
End noirtwerts zy t' and
Daer men ti beke Kinheim vand.
[485] Aldus gedaen ziende op heden
Willen wi dat em zi vrede
Van iegelike in zijn besit.
Ende di en jegens stit
Dat men hem ave doet rumen
[490] Ofte straffe nader costume
Daer die misdaet gelegen es
Int jaer der geborenes
Onses Heren hoeig verwondert
Uut einer Maget negen hondert
[495] ende XXII bat
Gegeven tot Aken in di Stat
Oppe Paesavont: ten leste
Met onsen vingerling beveste.
Dese Konink Kaerle goet
[500] Gaf namaels metter spoet
Tot Bladellen in den jare
Negen hondert overware
Ende drieentwintich bat
De reste van dat hi besat
[505] Al in Tidricks mogenthede.
Tot een eigen erfachtichede
Hier voren geroert, in vrede
Over bede van Grave Hagen
Die Kerke to Hegmond gelage
[510] Al met dat geestelik gebiet Dat jegens Fortrapa stiet
En Kinheym alsmen ziet.
Bedi heeft hi oek verkregen Een gifte t' eender wegen
[515] Jegens zin wijve Hildegaert
Tie em Arenout heeft gebaert
Te Gante, in hare mogenthede
Dat hi voegen zoude mede
Wasda dat Foreest
[520] In haer mogenthede t' meest
Aen zijn Greefskepe alsvoren
Met al wat' er toe mach horen
Dit gaf em Lowies met min
Door zin wijf Emme ti Koningin.
[525] In zin tijt wiert evonnen
Dat Lijk Aelbrechts van eine Nonne
Dat men verdroeg, tot Egmont.
Ik moet u zeggen goet ront
Datte de jesten ons ontbreken
[530] Om dudelike te spreken
Van vele dingen als ik wil:
Dus zo bid ik alle stil
Datmen mi quite of iks fale
Ofte argens inne dwale
[535] Want ik slegtelike zeggen zal
t' Ware dat ik vinden al.
In deses Tideriks tiden
Waeren vele wigen en striden
Mette Friesen, ti ne dulden
[540] Wouden nochte billik hulden,
Tog zi worden wale gedwongen
Dase iem over heare ontfongen.
Sinte Jeroens gedenkenes Oic van dese Tiederik es
[545] Van Nortika to Hegmond gedragen
Daer i nog ligt zinder lagen.
Ende het holte Kloester daer
Dat ontdede hi vorewaer
Ende richte het weder van stenen
[550] Die Nonnen oic zoude ik menen
Heefte hy mede onverlet
Over to Binnebruk gezet
Ende setter in wat vorder
Die van Benedictes order
[555] Ende gaf te Monniken goed
Jeften vele in overvloed.
Zin wive Hildegaert mede
Gaf in vele dingen met rede
Tafel schoene zonder jok
[560] Ende fiere Evangelen bok
Vol adel steinen en goude
Das zi nog in eren houden:
Egbert iren zoene fier
Tie Aartsbiscop van Trier
[565] In Bretangen van ir geboren
Gaf den Godshuse, te voren
Gemeltet, mede goeden veel
Als oik zin Zustere eel
Arlinde schank en misgewaden
[570] Kostelike en van staden
Ende was als ic hou gewis
To Binnebrukke ti ierste Abtis
Tiderik verwarf oik mede
Overmits Theofanen bede
[575] Van Konink Otten, en zin zoin
Egbert ti Biscop scoen
Ende Otten Neve Henric van Baren
Hertoge hoge, overware
In vraien eygendoeme, wat
[580] I van Iem te lien besat
Tusken ti wateren Langir ora
En te Iesle overwore
Dat holtgewas en lande trou
Mit ti hoeve Sonnemaer gou.
[585] En wat' er tussen ti Aden lage
Van Medenlek en Marken tagen
Gene-loos aer, ende al das
Iem to Texela eigen was
(Uutgezeit dat huus-lade ter degen)
[590] En dat in Kinheim is gelegen
En in Maeslant gaf i em
Met al watter hoirt aen hem.
Dese Tiderik voirscreven
Is gevaren ten lange leven
[595] Tot Hegmund daer i ter uutvaert
Twie jaren na Hildegaert
Isse gelegt en begraven
God heeft bider de zielen ave
Want i starf t' jaer waeragtig
[600] IXc en LXXXIX.
Zo dat i berechte voirwaer
Omtrent LXVII jaer.
************************************************************* |
2. Aernout (de II. Graaf.)
Arenout, ti twede Greve
Zynen Zoene, is gebleven
[605] Aen 't bestier; ti men voirwair
Noemet Arent ti Gentenair.
Want i van zin Moederes weghen
Ti Burchscepe hade vercregen
Voir Egebrecht zin Alvebroer*:
[610] Ti na Trier as Biscop voer.
I aefte bi zin Vaderes leven,
Ende jem wurt ten Wive geven
Ti Dochtere van ti Keysere faen
Grieken, de kleyne Romaen
[615] Genant, Luitgaert zeer schoene
Ende voegdelic van persoene.
War an i wan mitter baert
Tideric ende Sivaert
Sicke genant; ti ir nare
[620] Ien doet sloeg doer vare
Toeg i na Kastrichem, daar i
Eenen Goswin, wt Frieslant, bli
Wirde geholden en ontfaen.
Waer ute is ontstaen,
[625] Doer praten en wyde Triën
Ofte andere toveryen,
Datti Tietburge nam te wive;
Zin Broeder wilde ontlyven.
Op ‘t leste wurde et gedaingt
[630] Ente i van Kanemerlaingt
En Frieslant geholt overware
Jegens zin Broeder openbare.
Tese Sivaert kreeg ien Soen
Tideric genant schoen
[635] Wt Tietburge; tie na desen
Van Braderhode ieft gewesen
Die ierste Baroen van Zevenburch,
En Godefried van Lutzelburch.
Toe[n] nu Aernout, als Greve,
[640] 't Swaert hadde opgeheven
In zin Vaders plaets overwaer,
Ente i fan te Friesen skaer
To Sudermuda wolde gangen,
Na kostume, 't Schilt ontfangen;
[645] Spraken zi overluut:
Zi ne wilden van em gebruut
Niet sien nochte em hulden,
Nochte zine dwanch gedulden.
[h]Iertoe gaf im himlic recht,
[650] Zoo 't scheen, ti Biscop t' Uutrecht.
Echter troc i de hant daer ave.
Mar ti Friesen ze ne gaven
Daeromme te meerder niet.
Des hem Arenout onthiet,
[655] Ende trakse te Winckelma tegen.
Daer wurde fel eslegen,
En ti Friesen hielden 't padt.
Hier bleef verslagen, dat
Zy 't gewis, ti jonge Here
[660] Met den zinen in ti were.
Als i vyf jaer had bericht.
Zine kinders waren licht
De oudste twaelf jaren wesen.
Dus was 't lant alom in vresen.
[665] Zin Wive starf kort na jem
Van droefheyt des gehoerden wi hem;
En is tot Hegmond begraven.
Verders vinde ic nie dar ave.
************************************************************ |
AERNOUT Arenout ti twede Greve
Zynen Zoene is gebleven [605] Aan 't bestier, ti men voirwair
Nemet Arent ti Gentenair Want i van zin Moederes weghen Ti Burchscepe hade vercregen Voir Egebrecht zin alve Broer [610] Ti na Trier as Biscop voer. I aefte bi zin Vaderes leven Ende iem wurt ten wive geven Ti Dochtere van ti Keysere faen Grieken de kleyne Romaen: [615] Genant Luitgaert zeer schoene Ende doegdelic van persoene. War an i wan mitter vaert Tideric ende Sivaert Sicke genant, ti ir nare [620] Ien doet sloeg, doer vare Toeg i na Kastrichem, daar i Eene Goswin wt Frieslant, bli Wirde geholden en ontfaen Waer ute is ontstaen [625] Doer praten en wyve trien Ofte andere toveryen Datti Tietburge nam te wive. Zin Broeder wilde ontlyven Opt leste wurde et gedaingt [630] En te i van Kanemerlaingt En Frieslant geholt overware Jegens zin broeder openbare Tese Sivaert kreeg ien Soen Tideric genant schoen [635] Wt Tietburge, tie na desen Van Breaderhode iest gewesen Die ierste Baroen van Zevenburch
En Godefried van Lutzelburch Toe nu Aernout als Greva [640] 't Swaert hadde opgeheven
In zin Vaders plaets overwaer En te i fan te Friesen skaer To Sudermuda wolde gangen Na kostume t' schilt ontfangen [645] Spraken zi overluut Zi ne wilden van im gebruut Niet sien, nochte iem hulden Nochte zine dwanch gedulden Ier toe gaf im himlic recht [650] Zoo t' scheen ti Biscop t' Uutrecht Echter troc i de hant daer ave. Mar ti Friesen ze ne gaven Daeromme te meerder niet. Des hem Arenout onthiet. [655] Ende trakse te Winckelma tegen Daer wurde fel eslegen En ti Friesen hielden t' padt Hier bleef verslagen, dat Zy 't gewis, ti jonge Here [660] Met den zinen in ti were Als i vyf jaer had bericht Zine kinders waren licht De outste twaelf jaren gewesen. Dus was t' Lant alom in vresen [665] Zin wive starf kort na iem Van droefheyt, des gehoerden wi hem Ende is tot Hegmond begraven. Verders vinde ic nie dar ave.
************************************************************ |
[-]
Arenout ti twede Greve
Synen Soene is gebleven
[605] An 't bestier, ti men voirwair
Nennet Arnout ti Gantenaer
Want i van sin moederes wegen
Ti burgscape hade verkregen
Voir Egebert sin alve broer
[610] Ti na Trier as biscop voer.
I aefte bi sin vaderes leven
Ende jem wurt ten wive geven
Ti dogtere van ti Keyser Faen
Grieken de kleine Romaen
[615] Genant Luytgaert zeer schoene
Ende doegdelyc van persoene
Waer an i wan mit 'er vaert
Titerik ende Sivaert
Sicke genanet ti ir nare
[620] Jem doet sloeg doer vare
Toeg i na Kastrichem, daer i
Fane Goswin uut Frieslant, bli
Wirdt gehalden ende ontfaen
Waer ute is ontstaen
[625] Doer praten ende wyven trien
Ofte andere toverien
Datti Tietburge nam te wijve.
Zin broeder wilden ontliven
Opt laetste wurt et gedaingt
[630] En te i van Kanemerlaingt
En Frieslant gehult overware
Jegens sin broeder openbare
Tese Sivaert krege ien Soen
Titeric genant schoen
[635] Uut Tietburge tie nae desen
Van Breaderhoede iest gewesen
Die ierste Baroen in Zevenburg
En Godefried van Lutselburg
Toe nu Arenout als Greva
[640] T swaert hadde opgeheven
In sin Vaders plaets overwaer
En te i fan te Friesen slaen
Ta Zudermuda wilde gangen
Na kastuime 't schilt ontfangen
[645] Spraken si overluut,
Ze ne wilden van im gebruut
Niet sien, nogte iem hulden
Nogte sine dwank gedulden
Ier toe gaf im himlic regt
[650] Zo t' skeen ti Biscop t' Uutrecht
Egter trok i de hant daer ave.
Mar ti Friesen ze ne gaven
Daer omme te mende niet.
Des hem Aerenout onthiet.
[655] Ende trak se te Winkelma tegen
Daer wort fel eslegen
En ti Friesen hi deden 't pad
Hier bleef verslagen dat
Zy s gewis, tie jonge Heere
[660] Met den sinen in ti were
Als i vijf jaer had berigt
Zyne kinders waren ligt
D' oudste twaalf jaren gewesen.
Dus was t' land alomme in vresen
[665] Zin wive starf kort na iem
Van droefheid des geloeven wi hem
Ente is tot Hegmund begraven.
Verders vind ik nie daer ave.
************************************************************ |
AERNOUD Arenout ti twede Greve
Zinen Zoene, is gebleven
[605] Ant bestier, ti men voirwaer
Nennet Arent ti Gantenaer
Want i van zin Moederes wegen
Ti Burgscape hade verkregen
Voir Egbert zin alve Broer
[610] Ti na Trier as Biscop voer.
I aefte bi zin Vaderes leven
Ende iem wurt ten wijve geven
Ti dochtere van ti Keisere faen Grieken de kleine Romaen:
[615] Genant Luitgaerd zeer scoene
Ende doegdelic van persoene.
War an i wan mit er vaert
Tiderik ende Sivaerd
Sikke genanet, ti ir nare
[620] Ien doet sloeg, doer vare
Toeg i na Castrichem, daar i
Eene Goswin uut Frieslant, bli
Wirde gehalden, ende ontfaan
Waer ute is ontstaan
[625] Doer praten en wiven trien
Ofte andere toverien
Datti Tietburge nam ten wive.
Zin Broder wilden ontliven
Opt laeste wurt et gedaingt
[630] Ente i van Kanemerlaingt
En Frislant gehult overware
Jegens zin Broeder openbare
Tese Sivaert krege ien soen
Tiderik genant scoen
[635] Uut Tietburge, tie na desen
Van Breaderhoode ieft gewesen
Die ierste Baroen van Zevenburg
En Godefriet van Lutzelburg
Toe nu Arenout als Greva
[640] 't Zwaert hadde opgeheven
In zin Vaders plaets overwaer
Ente i van ti Friesse skaer
T'a zudermuda wilde gangen
Na costume t' schilt ontfangen
[645] Spraken zi overluut
Ze ne wilden van in gebruut
Niet zien, nogte ien hulden
Nogte zine dwank gedulden:
Ier toe gaf in himlik recht
[650] Zo t' skeen ti Biscop t' Utrecht
Echter trok i de hant daer ave.
Mar ti Friesen ze ne gaven
Daeromme te meerder niet.
Des hen Arenout onthiet.
[655] Ende trakse te Winkelma tegen
Daer wart fel e-slegen
En ti Friesen hielden t' pat
Hier bleef verslagen, dat
Zijt gewis, ti jonge here
[660] Met ten zinen in ti were
Als i vyve jaer had bericht
Zine kinders waren licht
d' Outste twaelf jaren gewesen
Dus was t' lant alom in vresen
[665] Zin wijve starf kort na iem
Van droefheit, des gehoerden wi hem
En te is tot Hegmund begraven.
Vorders vind ix nie daer ave.
************************************************************ |
3. Dirk de II. Graaf
Tideric volgde jem toe dan
[670] In 't bericht, ien stout man
Alsse gy zult kurts hoeren.
Tie darde Greva geboeren,
Aerenouts outste Zoene, tie
Te riese Friesen al zo mie,
[675] Wilten ontfaen, wie zin Fader.
Dus liet i ze te gader
In peis, dat ze zick beraen
Weder jem hulden wouden of slaen.
Ti Friesen na ripen rade,
[680] Ende ut vresen voir skade,
En wrake voir des Grevan doit,
Haben Tidericke geboit
Se walden jem hulden op conditi,
Datse die ierste Prise
[685] En pine scelden zolden quiet
Nenre gedencken to gender tiet
Jegens 't leit jem wedervaren;
Jofte zin Vader over den haren
Dat ze de tianden gaven vri
[690] An den Greva, en dat i
Ze zelve zoude laten garen,
Ofte vermangelen zonder zwaren,
Na zin wille ende geer;
Ente watter toe hoirt meer.
[695] Ente op hoer costen varen
Jegens zines vyants skaren :
Dat em wale quam dar nae
Sus gaf i ze zine genae,
En 't worde gedaingt. Hier nare
[700] Isset em wedervaren
Dat ti Biscop van Tricht, Luyke
Ente van Trier, gebruike
Van de Jacht en Visseryen,
Namen in als eyge mitsdyen
[705] Het holt Mereweda te male
Dair die Maze en ti Wahle
Iem vermangen tier stont.
Dit was Tidericr gront:
Des i zik opmaeckte en werpen
[710] Daerop ien veste en terpe.
En nanden 't Doertricht.
Dat men voet hive, op licht
En zwaar mangelinch en vrachte;
Ti bi dage of bi nachte
[715] Die ade op e[n] nedervaer.
Dit namt ti Biskop zwaer
Van Trichte, en klaechden 't ti Keyzer
Henrike, ofte ien weyzer
Zinde onrecht adde gedaan
[720] Ti Keyzer, op zulc vermaen,
Jeft em getroest, en gebaden
An Hertoge Godenfrade
Van Ardenne heirvaert
Te beschriven in 't Batauwerwaert,
[725] Ende van Nimagen te faren
Tot Alleblas mit zin sckaren,
En ti Greva oppe te slaen.
Tiderik jeftet verstaen,
En trock mette Friesen oppe
[730] En te besatten en stoppen
Te Gizenbrogge. Des man
Kwame op 't water an
Mit scuten bi nacht zonder skieten
Jofte roepen. Das mach mi spiten
[735] (Sprac ti Greva) das zi 't ontgaen
Zin sus, sinne slaen.
Maer sprak tot ti Friesen weder;
Mannen in trouwe gift u neder
In die lage op 't lest
[740] Ier zi vaste zin gevest,
En greep ane met fellen moede
Voerzeker ic sta u goede
Alse gi treft voren aen,
In ti zide wol ic ze slaen.
[745] Wes zonder anxte of vare,
Hoewel zi vele scaren
Zint, enne onser kurte getal
(Anne Godes hant hangt al)
Dus haben de Friesen begonnen
[750] Ende warpen die tonnen
Ave in ti morgenraet.
Ti wieg word harde en quaet
In 't moer, en ti Grave
Trak toe, dus gave
[755] Di viant zig in 't riet.
Ein stem riep: Vliet, vliet.
Men ne weet van waer 't luit is komen.
Daer liep ti Hertoch ter stromen-
Waerts, en elk volge em naer.
[760] Dat krigen wort fel en zwaer
Tussen ti baren en scuten.
Op 't lant en daer buten
Vil menigen man. Ti Biscop
Kwam cume mit kleine trop
[765] In ein scep, en is 't ontlopen,
Tegen zin wane en hope,
En is bi de zine gestelt.
Dus hild Greva Tieric dat velt
Met grote bote en blef houwen
[770] Mereweda, Alleblas, en ti gouwen,
En stromen in zin gewout.
Ti Hertoge wort quite scout
Al uutre gevangenesse,
Alse het wurt in daingenesse
[775] Gebragt. Ende Tiderick
Aefte ien wyf schoen en Rick,
Ti Othild hite by name;
Daer [Taer] i namaels ave bequame
Tideric ende Florens.
Sunder krege hi dat gepens,
[781] Dat i wolde varen mit eeren
Tot des Helieg Graf ons Heren:
Ti ierste Greva, di dat bestoet.
Ente alse hi weder goet
[785] Was gekomen bi den zinen,
Bedachte hi, tesen pine ,
Te geven ane Sint Aelbrecht
Tot Hegmonde te recht
Vele dingen ter stede;
[790] Alse zin Broder Sikke mede
Dade: en starf en legget terstond
Mit zinen Wive al tot Hegmont.
Na jem hielt Tideric weder
Kenhem ave en vil neder
[795] In krancheden alse hi
In ruste, dat lant bli
Langen tide hadde berechte
Over Hearen en over knechten.
Ik heb verstaen al voirwaer
[800] Dat hi stierde XLVI. jaer [46]
En laget mede t’ Egmunt
Zinder lage. Ik zeg, zunt
************************************************************ |
DIRK Tideric volgde iem toe dan [670] Int bericht, ien stout man Alsse gy zult kurts hoeren Tie darde Greva geboeren Aerenouts outste Zoene, tie Te riese Friesen al zo mie [675] Wilten ontfaen wie zin fader Dus liet ize te gader Ien peis, datze zick beraden Weder iem hulden wouden of slaen. Ti Friesen na ripen rade [680] Ende te vresen voir skade En wrake voir des Grevan Doit Haben Tidericke geboit Se walden iem hulden op condise Datse die ierste prise [685] En pine scelden zolden quiet Nenre gedencken to gender tiet Jegens t' leit iem wedervaren Iefte zin Vader over den haren Datze de Tianden gaven vry [690] An den Greva, en dat i Ze zelve zoude laten garen Ofte vermangelen zonder swaren Na zin wille ende geer En te watter toe hoirt meer. [695] Ente op hoir costen varen Jegens zines vyants skaren (Dat em wale quam dar nae)
Sus gaf i ze zine genae En 't worde gedaingt: hier nare [700] Isset em wedervaren Dat ti Biscop van Tricht, Luyka En te van Trier, to gebruika Van de jacht en visseryen Namen in als eyge mitsdyen [705] Het holt Mereweda te male Dair die Maze en ti Wahle Iem vermangen, tier stont. Dit was Tidericx gront Des i zik opmaeckte en werpen [710] Daer op ien veste en Terpe. En nanden 't Doer Tricht. Dat men voet hive op licht En zwaaer mangelinch en vrachte; Ti bi dage of nachte [715] Die Ade ope of neder vaer Dit namt ti Biskop zwaer Van Trichte en klaechden t' ti Keyzer Henrike ofte ien weyzer Zinde onrecht adde gedaan [720] Ti Keyzer op zulc vermaen Ieft em getroest, en gebaden An Hertoge Godenfrade Van Ardenne heirvaert Te beschriven in t' Batauwer waert [725] Ende van Nimagen te faren Tot Alleblas mit zin sckaren En ti Greva oppe te slaen Tiderik ieftet verstaen En trock mette Friesen oppe,
[730] En te besatten en stoppen Ti Gizenbrogge, des man Kwame opt water an Mit scuten bi nacht zonder skieten Jefte roepen, dat mach mi spiten [735] Sprac ti Greva das zi t' ontgaen Zin, sus sinne slaen. Maer sprak tot ti Friesen weder Mannen in trouwe gift u neder In die lage opt lest [740] Ier zi vaste zin gevest En greep ane met fellen moede Voerzeker ic sta u goede Alse gi treft voren aen In ti zide wol icze slaen. [745] Wes zonder anxte of vare Hoewel zi vele scaren Zint, eune onser kurte getal Anne Godes hant hangt al. Dus haben de Friesen begonnen [750] En de warpen die tonnen Ave in ti morgen raet. Ti wieg word harde en quaet In t' moer, en ti Grave Trak toe, dus gaven [755] Di viant zig int riet. Ein stem riep: Vliet, Vliet, Men ne weet ven waer t' luit is komen
Daer liep ti Hertoch ter stromen- Waerts, en elk volgde im naer [760] Dat krigen wort fel en zwaer Tussen ti baxen en scuten
Opt lant en daer buten Vil menien man, ti Biscop Kwam cume mit kleine trop [765] In ein scep, en ist ontlopen Tegen zin wane en hope En is bi de zine gestelt Dus hild Greva Tieric dat velt Met grote bote en blef houwen [770] Mereweda, Alleblas, en ti Gouwen En stromen in zin gewout. Ti Hertoge wort quite scout Al uutre vangenesse Alse het wurt in daingenesse [775] Gebracht, ende Tiderick Aefte ien wyf schoen en rick Ti Othild hite bi name; Taer inamaels ave bequame Tideric endr Florens. [780] Sunder krege hi dat gepens Dat i wolde varen mit eeren Tot des helieg graf ons Heren Ti ierste Greva di dat bestoet Ente alse hi weder goet [785] Was gekomen bi den zinen Bedachte hi tesen pine Te gevan ane Sint Alebrecht Tot Hegmonde te recht Vele dingen ter stede; [790] Alse zin Broder Sikke mede Dade, en starf, en legget terstont Mit zinem wive al tot Hegmont. Na iem hielt Tideric weder
Kenhem ave, en vil neder [795] In kranchede, alse hi In ruste dat lant bli Langen tide hade berechte Over Hearen en over knechten Ic heb verstaen al voirwaer [800] Dat hi stierde XLVI jaer En laget mede t Agmunt Zinder lage. Ik zeg zunt
************************************************************ |
TITERIK de III.de Graaf.
Tideric volgde iem toe dan
[670] Int berigt, ien stout man
Alsse gy sult kurts hoeren
Tie darde Greva geboeren
Aernouts outste soene, tie
Te riese Friesen al so nie
[675] Wilten ontfaen wie sin Fader
Dus liet i se te gader
Ien pais, dat se sik boraen
Weder im hulden wouden of slaen.
Tie Friesen na ripen raden
[680] En te vresen voir scaden
En wrake voir des Grevan doit
Haben Titericke geboit
Se wolden ien hulden op condise Dat i ze die ierste prise
[685] En pine schelden zolden kwiet
Nenne gedenken to ginder tiet
Jegens te leit iem wedervaren
Jefte zin vader over dem haren
Dat ze de Tienden gaven vri
[690] An den Greva, en dat i
Ze selve zoude laten garen
Ofte vermangelen zonder swaren
Na sin wille en geer
En te watter toe hoirt mer.
[695] En te op hoir costen varen
Jegens ziner viants scaren
(Dat em wale quam daer na)
Sus gaf i ze zyne gena
En 't wordt gedaingt: hier nare
[700] Isset em wedervaren
Das ti Biscop van Trigt, Luyka
En te van Trier, to gebruika
Van der jacht en Visserijen
Namen in als eigen mitsdien
[705] Het holt Mereweda te male
Daer die Mase en Walhe
Jem vermangen tier stont.
Dit was Dietrics gront
Des i sik opmaekte en werpen
[710] Daer op ien veste en Terpe.
En nanden t Doer Trigt.
Dat mer boet hive op ligt
En sware mangeling of vragte
Ti bi dage of nagte
[715] Die Ade oppe of neder vaer
Dit namt ti Biscop swaer
Van Trichte en klaegdent ti Keyser
Henrike ofte ien weiser
Zinde onrecht adde gedaen
[720] Ti Keyser op solk vermaen
Jeft en getroest en geboden
Aen Hertoge Godenfroden
Van Ardenne sidenvaert
Te beschrijven in t Betauwer waert
[725] En te van Nimagen te faren
Tot Alleblas mit zyn scharen
En ti Greva opte te slaen
Tieterik ieftet verstaen
En trok mette Vrisen oppe.
[730] En te besatten en stoppen
Ti Gyzenbrogge des man
Kwame opt water an
Mit skuten by nacht zonder skiten
Jefte roepen, dat mag mi spiten
[735] Sprac ti Greva das si 't ontgaen
Zin sus sinne slaen.
Maer sprac i tot ti Friesen weder
Mannen in trouwen gift u neder
In die lage opt lest
[740] Ier zi vaste sin gevest
En greep ane met fellen moede
Voerseker ik sta u goede
Alse gi treft voren ane
In ti side wol ic se slane
[745] Wes sonder angste of vare
Hoewel zy vele schaeren
Zint enne onser korte getal
Ane Godes hant hangt al
Dus haben de Vriesen begonnen
[750] Ende worpen die tonnen
Ave in ti Morgenraet.
Ti wych word harde en quaet
In ti moen en ti Grave
Trof toe dus gaven
[755] Di viants sik in t wet
Ein stem riep: Vliet, Vliet
Men ne weet van waer t' luit is komen
Daer liep ti Haertoch ter stroomen-
Waerts en elc volgde iem naer
[760] Dat krygen wort fel en swaer
Tussen ti Baxen en scuten
Opt lant en daer buten
Vil menien man ti Biscop Kumth cume met kleyne trop
[765] In ein schep en ist ontlopen
Tegen zin wanen en hope
En is bi di zine gestelt
Dus hield Greva Tierik dat velt
Met grooten bute en blif houwen
[770] Meneweda, Alleblas, en ti gouwen
En stroomen in syn gewout.
Ti Hertoge wort quite schout
Al utten vangenesse
Alse het wurde in daingenesse
[775] Gebragt ende Tiederick
Oefte ien wyve scoen en ryc
Ti Othilt hite by name
Taer i namaels ave bequame
Titeric en te Florens.
[780] Sindort krege hy dat gepens
Dat i woude varen mit eeren
Tot das helig graf ons Heeren
Ti ierste Greva di dat bestoet
Ente alse hi weder goet
[785] Was gekamen bi den zinen
Bedagte hy tesen pine
Te gevan ane Sint Alebrecht
Tot Hegmunde te regt
Veele dingen ter stede
[790] Alsse sin broeder Sikke mede
Dade en starf en legget terstont
Met sine wive al tot Hegmond
Na ien hielt Tidrik weder
Kenhemare en vil neder
[795] In kranchede alse hi
In ruste dat lant bli
Langen tide had beregte
Over herren en over knegte
[800] Ic heb verstaen al voirwaer
Dat hy stierde XLVI jaer
Ende legget mede t Agmund
Sinderlage. Ik seg sint
************************************************************ |
DIRK Tiderik volgde iem toe dan
[670] Int bericht, ien stout man
Alse gi zult kurts hoeren
Tie darde Greva geboren
Aernouts outsten soene, tie
Te riese Vriesen also mie
[675] Wilten ontfaen, wie zin Fader
Dus liet i se te gader
Ien poes, datse sik beraen Weder iem hulden wouden of slaen:
Ti Frisen na ripen raden
[680] En te vresen voir skaden
En wrake voir des Grevan doit
Haben Tiderike geboit
Se wolden iem hulden op condise
Dat ise die ierste prise
[685] Ende pine schelden zolde kwiet
Nenne gedenken to gender tiet
Jegens t' leit iem wedervaren
Jefte zin Vader over dem haren
Dat se de tianden gaven vri
[690] An den Greva, en dat i
Ze zelve zoude laten garen
Ofte vermangelen zonder zwaren
Na zin wille ende geer
Ente watter toehoirt meer.
[695] Ente op hoiren kosten varen
Jegens zines Viants skaren
(Dat em wale kwam daer na)
Sus gaf i se zine gena
En t' worde gedaingt. hier nare
[700] Isset em wedervaren
Dat ti Biskop van Tricht, Luika
Ente van Trier, to gebruika
Van der jacht en visserien
Namen in als eigen mitsdien
[705] Het holt Mereweda te male
Daer die Mose en ti Walhe
Iem vermangen, tier stont.
Dit was Tideriks gront
Des i sik opmaekte en werpen
[710] Daer op, ien veste en terpe.
En nandent doer-Tricht.
Dat mer baet hive op licht
En swaer mangeling of vrachte;
Ti bi dage of nachte
[715] Die Ade oppe of neder vaer
Dit nam ti Biskop swaer
Van Trichte en klaegde t' ti Keiser
Henrike offe ien weiser
Zinde onrecht adde gedaan
[720] Ti Keiser op zolk vermaen
Ieft en getroest, en geboden
Am Haertoge Godefroiden
Van Ardenne, heirvaert
Te bescriven in t' Betavwer waert
[725] En te van Nimagen te faren
Tot Alleblas mit zin skaren
En ti Greva oppe te slaen
Tiderike ieftet verstaen
En trok mette Vriesen oppe,
[730] En te besatten en stoppe
Ti Gisenbrogge, des man
Kwame opt water an
Mit skuten bi nacht zonder skiten
Iefte roepen: dat mach mi spiten
[735] Sprak ti Greva das si t' ontgaen
Zin, sus sinne slaen:
Maer sprak i tot ti Friesen weder:
Mannen, in trouwen gif u neder
In die lage opt lest
[740] Ier zi vaste zin gevest
En griepse ane met fellen moede
Voerzeker ik sta u goede
Alse gi treft voren aen
In ti zide wol ikse slaen.
[745] Wes zonder angste of vare
Hoewel zi vele skaren
Zint, enne onser korte getal
Ane Gods hant hangt al.
Dus haben de Vrisen begonnen
[750] Ende warpen die tonnen
Ave in ti Morgenraet.
Ti wijch wort harde en kwaet
Int moer, en ti Grave
Trac toe, dus gaven
[755] Ti viants zik int riet.
Ein stem riep: Vliet, Vliet,
Men ne weet van waer t' luit is komen
Daer liep ti Hertog ter stromen
Waerts, en elk volgde iem naer
[760] Dat krige wort fel en zwaer
Tussen ti Baxen en skuten
Op t lant en daer buten
Vil menien man: ti Biskop
Kwam kume met kleine trop
[765] In een skep, en ist ontlopen
Tegen zin wane en hoipe
En is bi de zine gestelt
Dus hielt Greva Tiderik dat velt
Met grote bote en blef houwen
[770] Mereweda, Albelas, en ti Gouwen
En Stroemen in zin gewout.
Ti Hertoge wort kwite schout
Al uter vangenesse
Alsse het wurde in daingenesse
[775] Gebracht, ende Tiderik
Aefte ien wijfe scoen en rik
Ti Othilt hite bi namen
Taer i namaels ave bekwame
Tiderik en te Florens.
[780] Sindert krege hi dat gepens
Dat i wolde varen mit eren
Tot dis helig graf ons Heren
Ti ierste Greva di dat bestoet
Ente alse hi weder goet
[785] Was gekamen bi den zinen
Bedachte hi tese pine
Te gevan ane Sint Alebrecht
Tot Hegmunde te recht
Vele dingene ter stede;
[790] Alse sin Broder Sikke mede
Dade, en starf, en legget terstont
Met zine Wive al tot Hegmond.
Na iem hielt Tidrik weder
Kenhemaere, en vil neder
[795] In krankhede, alse hi
In ruste dat lant bli
Langen tide hade berechte
Over heare en overe knechte
Ik heb verstaen al voerwaer
[800] Dat hi stierde XLVI. jaer
Ende ligget mede t' Agmund
Zinder lage. Ik zeg sunt
************************************************************ |
4. Dirk de III. Graaf.
Is in ’t bericht gevaaren
Zin kint Tiederic overware;
[805] Ti ni lange Greva bleef:
Want ha, alse men screef
MXLVIII. Ons Heren [1048]
Jare, zo rees die vete were,
Tussen di Keisere en zin trien,
[810] Jegen ti Jachte en Visseriën;
Ti stonden bi zin Vaderes tiden.
Ti Keizer kwam af to striden
Omtrent Paesen al in dat Tricht,
Ente bi jem quam, niet licht,
[815] Ti Marcgreva fan Braban,
Al mit menic stoute man.
Zi kwamen ave te scepe
Na Fleretelingen slepen;
Daer ti Greva Tieric was.
[820] Ic moet u zagen, das
Ti Biscop Wase had groeten vaer,
Als iet wale bliek daer naer,
Zin volck te ledene ter heervaert.
Hi bleef after in ti staert
[825] Ende wurde alzins te moe,
Dat hi blotelicke zag toe,
Hoe ti wiech zolde vergaen.
Ti Keisere ging beslaen
Zin here alom den Doertricht;
[830] En wan ti veste nie licht,
En trac ave te Fleretelingen.
Greva Tidric quame bespringen
Met lichte scuta groet getal;
Ti grove scepen ni smal
[835] Volgde nare. Mette Ebbe
Twi stiter jegen die grebbe,
Ende zat vaste in ’t murch.
Ti dage wurt Kenenburch
En Fleretelingen alle verast.
[840] Mare alsse het watere vast
Woes, en ti jonge Grave
Ane quam, en daer ave
Ten diek scilicke doerbrack,
Dien ter halverwegen stak;
[845] Zat Keizer Henricr here
Alom blanc in dat mere.
Ti Keizer zelve liep gevaer;
Sus kunde i ja daer en naer
Verdere nederwaerts ni geraken
[850] En moeste de tocht staken,
Onvericht en kerene weer.
Greva Tierick zinde das heer
Breken, en ti gewaren swanken,
Al in roere, en datte planken
[855] Ontbraken, vil met menic boet
Op tie scepen en namze. Daer stoet
Ti mogende Keisere begrepen
Van wenige Fr[i]esen, zonder scepen
In ’t slyke, en trac ave.
Daer vil ti jonge Grave
[861] Metten zinen in ti staert.
’t Here worde te barentaert
En ontdane. Wo vil daer bliven,
Zolen wi ja ni licht scriven
[865] Ti Keyzere selves kwam
Kume daer ave t’ Utrecht gram
Op Biscop Wasse tier stonden ;
Ente dwong CCC ponden
Zilvers ave ware het recht.
[870] Grave Tirick trak recht
Op den Doertrecht ane, en wanze.
Daer begaff em de kanse.
Dat ti Hertoge van Braban
Van ten zinen himble zan
[875] Te Doertrecht ave den boom datze
Ti Adel Greva Tierick verraste
Als mit ien feninige strael.
’t Is gesciet (als ic verhael)
Dat i starf vane dat hinder,
[880] Sonder Wyve, zonder kinder
Alsus opten Doertricht.
Negen jaren ieft i bericht.
Zin Broeder Florens volgde mede
(Alse recht was) in ti stede.
************************************************************ |
DIRK
Is int berichte gevaren Zin kint Tiedric overware [805] Ti ni lange greva bleef Want ha alse men screef M. XLVIII [1048] ons Heren Jare, zo rees die vete were Tussen di Keisere en zin trien [810] Jegens ti jachte en Visserien Ti stonden bi zin Vaderes tiden Ti Keizer kwam af to striden Omtrent Paesen al in dat Tricht
Ente bi iem quam, niet licht [815] Ti Marcgreva fan Braban Al mit menic stoute man Zi kwamen ave te scepe Na Fleretelingen slepen Daer ti Greva Tieric was. [820] ic moete u zagen das Ti Biscop wase had groeten vaer
Als iet wale blick daer naer Zin volck te ledene ter heervaert Hi bleef after in ti staert [825] Ende wurde alzins te moe Dat hi blotelicke zag toe Hoe ti wiech zolde vergaen Ti Keisere ging beslaen Zin here al om den Doer-tricht [830] En wan ti veste nie licht Ente trac ave te Fleretelingen Greva Tidric quame bespringen Met lichte scuta groet getal; Ti grove scepen ni smal [835] Volgde nare, mette ebbe Twi stiter jegen die grebbe Ende zat vaste int murch Ti dage wurt Kenenburch En Fleretelingen alle verrast. 840] Mare alsse het watere vast Woes, en ti jonge Grave Ane quam, en daer ave Ten diek scilicke doerbrack Dien ter halverwegen stak [845] Zat Keizer Henricx here Al om blanc in dat mere,
Ti Keizer zelve liep gevaer Sus kunde i ja daer en naer Verdere nederwaerts ni geraken
[850] En moeste de tocht staken
Onverricht en kerene weer Greva Tierick zinde das heer Breken en ti gewaren swanken
Al in roere en datte planken [855] Ontbraken, vil met menic boet Op tie scepen en namze, daer stoet Ti mogende Keisere begrepen Van wenige Fresen, zonder scepen In t' slyke, en trac ave. [860] Daer vil ti jonge Grave Metten zinen in ti staert. t' Here worde te barentaert En ontdane, wo vil daer bliven Zolen wi ja ni licht scriven [865] Ti Keyzere selves kwam Kume daer ave t' Utrecht, gram Op Biscop wasse tier stonden En te dwongen CCC ponden Zilvers ave, ware het recht. [870] Grave Tirick trak recht Op den Doerdrecht ane, en wanze Daer begaffen de kanse Dat ti Hertoge van Braban Van ten zinen himble zan
[875] t Oertrecht ave den boom, datse Ti Adel Greva Tierick verraste Als mit ien feninige strael. t' Is gesciet als ic verhael Dat i starf vane dat hinder [880] Sonder wyve zonder kinder Alsus opten Doertricht Negen jaren jeft i bericht
Zin Broeder Florens volgede mede Alse recht was in ti stede.
************************************************************ |
TIEDRICK de IV.de Graaf.
Is in t berigte gevaren
Zin kint Tiedrik overwaere
[805] Ti ni lange Greva bleef
Want so alse men screef
M. XLVIII [1048] ons Heeren
Jare, zo rees die veete were Tussen di Keysere en zin trien
[810] Jegens ti jagte en visserien
Ti stonden bi sin vaders tijden
Ti Keizer quam af, to striden
Omtrent Paesen al in dat Tricht
Ente bi ien quam, niet ligt
[815] Ti Markgreva fan Braban
Al mit menig stoute man
Zi kamen ave te skepe
Na Fleretelingen slepen
Daer ti Greva Tierik was.
[820] Ik moete u sagen das
Ti Biscop Wase had groeten vaer
Als iet wale bliek daer naer
Zin volk te ledene ter heervaert
Hi bleef after in tie staert
[825] Ende wurde alsus te moe
Dat hy blotelicke sag toe
Hoe tie wych slde vergaen
Ti Keysere ginck beslaen
Zyn heere alom den Doer-trigt
[830] En wan tie Vesten nie ligt
Ente trak ave te Fleretelingen
Greva Tidrick kwame bespringen
Met ligte skuten groet getal;
Ti grove schepen ni smal
[835] Volgde nare metter ebbe.
Twi stiter jegen die grebbe
Ende sat vaste int murch
Ti dage wurt Kenenburg
En Fleretelingen alle verrast
[840] Mare alsse het watere vast
Woes en ti jongen Greva
Ane kwam, en daer ave
Ten diek schilicker doerbrack
Dien ter halverwegen stak
[845] Zat Keyser Henriks heere
Al om blank in dat meere
Ti Keyser selve liep gevaer
Sus kon i ja daer en naer
Verdere niewers nie geraken
[850] En moeste de togt staken
Onverrigt en kerene wedere
Greve Tierik zinde das heere
Breken en ti geweren swanken
Al in roere en datte planken
[855] Ontbraken vil met menie boet
Op tie schepen en nam ze daer stoet
Ti mogende Keysere begrepen
Van wenige Frisen, zonder schepen
Int slyke en trak ave.
[860] Daer vil tie jonge Grave
Metten sinen in ti staert.
t Heer worde te barentaert
En ontdane wo vil daer bliven
Zolen wie ja ni ligt skriven
[865] Ti Keysere selves kwam
Kume daer ave t' Utrecht gram
Op Biscop Wasse tier stonden
Ente dwongen CCC ponden
Zilvers ave ware het regt.
[870] Grave Tierik trak regt
Op den Doertregt ane en wanze
Daer begaffen de kanse
Dat tie Hertoge van Braban
Van ten sinen himle zan
[875] t 'Oertrigt ane den boem, datze
Ti adel Greva Tierick verratse
Als mit ien vernynede strael
T is gesciet als ik verhael
Dat i starff vane dat hinder
[880] Sonder wyve sonder kinder
Alsus opten Doertricht
Negen jaeren jeft i berigt
Zin Broeder Florens volgede mede
Alsse regt was in sin stede.
************************************************************ |
DIRK
Is int berichte gevaren
Zin kint Tiedrik overwaren.
[805] Ti ni lange Greva bleef
Wantha alsemen skreef
M. XLVIII. ons Heren
Jare, zo rees die vete were
Tussen ti Keisere en zin trien
[810] Iegens di jagte en visserien
Ti stont bi zin Vaders tiden.
Ti Keisere kwam af to striden
Omtrent Pasen al in dat Tricht
Ente bi ien kam, niet licht
[815] Ti Markgreva fan Broban
Al mit menic stoute man.
Zi kwamen ave te skepe
Na Fleretelingen slepen
Daer ti Greva Tierik was.
[820] Ik moete u zagen das
Ti Biskop Wase had groeten vaer
Als iet wale bliek daer naer
Zin volk te ledene ter heervaert
Hi blef after in ti staert
[825] Ente wurde alsus te moe
Dat i blotelicke zag toe
Hoe ti wijch zolde vergaen
Ti Keisere ging beslaen
Zin here al om den doer tricht
[830] En wan ti veste nie licht
Ente trak ave te Fleretelingen
Greva Tierik kwamen bespringen
Met lichte skuten groet getal
Tie grove skepen ni smal
[835] Volgde nare, mette ebbe
Twi stiter iegen di grebbe
Ende sat vaste int murg
Ti dage wurt Keneburg
En Fleretelingen alle verrast.
[840] Mare alse het watere vast
Woes, en ti jongen Greva
Ane kwam, en daer ave
Ten diek scilicke doer brak
Dien ter halverwege stak
[845] Zat Keiser Henriks here
Al om blank in dat mere
Ti Keiser zelve liep gevaer
Sus kon i ia daerenaer
Verdere nerewers ni geraken
[850] En moeste de tocht staken
Onverricht en kerene weer
Greva Tierik zinde das heer
Breken en ti gewaren swanken
Al in roere, en datte planken
[855] Ontbraken, vil met menic boet
Op tie skepen en namse, daer stoet
Ti mogende Keisere begrepen
Van weinige Frisen, zonder skepen
In t' slicke, en track ave,
[860] Daer vil ti jonge Grave
Metten zinen in ti staert.
t' Here wurde te barentaert
En ontdane, wo vil daer bliven
Zolen wi ja ni ligt skriven
[865] Ti Keisere zelves kwam
Cume daer ave t' Utregt, gram
Op Biskop Wasse tier stonden
Ente dwongen CCC ponden
Zilvers ave, ware het recht.
[870] Greva Tierik trak recht
Op den Doertrecht ane, en wanse
Daer begafen de kanse
Dat ti Haertoge van Braban
Van ten zinen himle Son
[875] t' Oertrecht ane ten boem, datse
Ti adel Greva Tierik verratse
Ale met ien vernijnede strael.
t Is geschiet als ix verhael
Dat i starf vane dit hinder
[880] Zonder wijve zonder kinder
Alsus opten Doertricht
Negen jaren ieft hi bericht
Zin Broeder Florens volgede mede
Alse recht was in zin stede.
************************************************************ |
5. Floris de I.
[885] Dese Florens, ti viefde Graef
Na ’s Broeders doet zegge ic aef,
Dat hi huwede ien Wive,
Adelicke en schoen van live,
Hereman van Saxen Hertoge
[890] kint; daer i ave kreeg
Ien Soen en Dochtere van deeg;
Ti ave ti kroen van Franken.
<Hilickede namaels hogen>
Hi gaf mede veel in danken,
[895] Den Godshuse t’ Egmunt
Over ziender Wyven gunt;
Ti Geretrude hite bi name.
’t Is jem overkamen,
Dat ti Hertoge van Braban,
[900] Ti Biscop van Keulene, an
Ti Heare van Cuuk mede
Utes Keizers name strede
Op Greve Florens; om dat
I in zin gewout besat
[905] Ente, als zin Vorders, hieve
Het tricht op ti Merwa griven
In doer groete lasten zwaer.
Dus togen zi op aldaer;
Mare worden tegen wille
[910] Ontdaen. Daer sat stille
Ti Biscop al van Uutricht
Ente ne darve zik in den twicht
Steken, wt anxte en vare
Florens ce mare
[915] Ginc over dat lant.
Zo dat zine felle viant
In gien poert peinsde zeker wesen.
't Es geschiet (alsse wi lesen)
Op ienen dach dat i sloech
[920] By Hamert vreeselick g'noech
Tusken ti Maze ende Wahle,
Ente ging mat onder ien boem
Liggen tot ruste toten droem.
Aldaer quamen ane gereeden
[925] Ti Heren van Cuuk in zine geleden;
Ti em verraste en sloeg em doet
Dat was ja jammere groet
Voer hem, en ti metten bleven.
Dus voeren zi ten langen leeven
[930] Ende begraven tot Hegmunt.
Alle 't Land stont over unt.
Dit heft zich alzo vervaren,
Als men schreef Godts geboerte jaren
MLX. Ende ien: [1061]
[935] Alze hi der jaren dertien
Hollant hadde bericht als Greve.
Zin Wyve Geertruut is bleven
An 't bestier, jegens hair kroist.
Ende want zi behoifde troist
[940] Ende helpe, dieze Stunde,
Is 't beslagen datze huwde
Die oudste Zoene van Boudyn
Vanne Vlaender; dat i zou zyn
Voegt jegens ten jongen Grave.
[945] Daer oic dese Robbregt ave
Den name Robbert de Vries behalt.
Want, voir Godevairt metten balt,
Hiet men van Frieslant Grave.
Ende dit kwam hem du daer ave.
[950] Hy hadde, als voight, het land bestelt
Agte jaren, tog met gewelt.
Die gebochalde Govaert henen
Op Hollant (zoude ic menen)
Toeg met groeten heer;
[955] Biscop Willem in ti weer
Van Uutrichte halpe mede.
Robbregt most ruumen ti stede,
Ente trak na Vlaenderlant;
Dat hy krege, als Grave, in hant.
[960] De Builtrugde Govaert
Prante rechte voir zin Paert
Op Hollant; Om dat vore langhen
Zine Voorder ti gevangen
Hertoge, Godefroi van Arden,
[965] Wien Tierick ti darde pren
In den slach van Henrike
De Keizere tot zikke
Volgens onzagte breven gewan;
Sommige dingen als 's Vorsten man,
[970] Den i met Biscop Willem hive
Van te Keizere al zin live.
Zy verworven beyde te hant,
Jegons Geertrude al Hollant;
Onder hen beyden te schikken zamen.
[975] Zi mochten 's hun billicr schamen
Zolcken aterlycke bestaen.
Het isse Biscop Willem vergaen
Als men zegt: want hi onder
Godevaert halp byzonder
[980] Hollant dat i vier jare bezat
Met gewalt als menic pat
Op tie Oestvriezen had begangen,
Scade gedaen ende ontfangen
Dat i, als alle tirannen ploen,
[985] Niet onderevoer zonder bloen.
Zittende op een himmelickhede
Tot Dalft, wird hi benede
In zine fondamante getreft
Van Tiriks knape Gizelbrecht.
[990] Ente liet en t' Uutrechte dragen;
Dair i starf mit felle plagen.
Ente Willem kort na iem
Ondervoer dus hoerden wi hem.
Tot nog was Hollant zonder zyne
[995] Heare dat en dede pine.
************************************************************ |
[-]
[885] Dese Florens ti viefde Graef Na s' broeders doet, segge ic aef Dat hi huwede ien wyve Adelicke en schoen van live
Hareman van Saxen Hertoge [890] Kint, daer i ave kreeg Ien Soen en Dochtere van deeg Ti ave ti kroen van Franken <Hilickede namaels hogen>
Hi gaf mede veel in danken [895] Den Godshuse t Agmunt Over ziender Wyven gunt Ti Geretrude hite bi name. t' Is iem overkamen Dat ti Hertoge van Braban [900] Ti Biscop van Keulene an Ti Heare van Cuuk mede Utes Keizers name strede Op Greve Florens, om dat I in zin gewout besat [905] Ente als zin vorders hiere Het tricht op ti Merwa, griven In doer groete lasten zwaer, Dus togen zi op aldaer Mare worden tegen wille [910] Ontdaen, daer sat stille Ti Biscop al van Uutricht Ente ne darve zik in den twicht Steken wt anxte en vare
Florensce mare [915] Ginc over dat Lant. Zo dat zine felle viant In gien poert peinsde zeker wesen, t' Es geschiet alsse wi lesen Op ienen dach dat i sloech [920] By Hamert vreeselicke gnoech Tusken ti Maze ende Wahle Ente ging mat onder ien boem Liggen tot raste toten droem Aldaer quamen ane gereeden [925] Ti Heren van Cuuk in zine geleden
Tie em verraste en sloeg em doet Dat was ja jammere groet Voer hem, en ti mettem bleven. Dus voeren zi ten langen leven [930] Ende begraven tot Hegmunt, Alle t' land stont over unt. Dit heft zick alzo vervareu,
Als men schreef Godts geboerte jaren
M. LX ende ien [1061], [935] Alze hi der jaren dertien,
Hollant hadde bericht als Greve Zin Wyve Geertruut is bleeven Ant bestier jegens hair kroest, Ende want zi behoifde troist [940] Ende helpe, dieze stuwde Ist beslagen datze huwde Die outste Zoene van Boudyn Vanne Vlaender, dat i zou zyn Voegt jegens ten jongen Grave [945] Daer oic dese Robbregt ave
Den name Robbert die Vriese behalt Want voir Godevairt metten balt Hietmen van Frieslant grave En de dit kwam hem dus daer ave. [950] Hy hadde als voight het land bestelt Agte jaren, tog met gewelt Die gebochalde Govaert henen Op Hollant zoude ic menen Toeg met groeten heer, [955] Biscop Willem in ti weer Van Uutrichte halpen mede. Robbregt most ruumen ti stede En te trak na Vlaenderlant Dat hy krege als Grave in hant [960] De builtrugde Govaert Prante rechte voir zin paert Op Hollant, om dat vore langhen Zine voorder, ti gevangen Hertoge Godefroi van Arden [965] Wien Tierick ti darde pren In den slach van Henrike De Keizere tot zikke Volgens onzagte breven gewan Sommige dingen als 's Vorsten man [970] Den i met Biscop Willem hive Van te Keizere als zin live. Zy verworven beyde te hant Jegons Geertrude al Hollant Onder hen beyden te schikken zamen. [975] Zi mochten 's hun billixe schamen Zolcken aterlycke bestaen, Het isse Biscop Willem vergaen
Als men zegt, want hi onder Godevaert halp byzonder [980] Hollant, dat i vier jare bezat Met gewalt, als menic pat Optie Oest-vriezen had begangen Scade gedaen ende ontfangen Dat i als alle Tirannen ploen [985] Niet ondere voer zonder bloen, Zittende op een himmelickhede Tot Dalft, wirt hi beneden In zine fondamante getreft Van Tiriks knape Gyzelbrecht [990] En te lieten t' Uutrechte dragen Dair i starf mit felle plagen Ente Willem kort na iem
Onder voer, dus hoerden wi hem. Tot noch was Hollant zonder zyne [995] Heare dat en dede pine.
************************************************************ |
FLORENS de V.de Graaf
[885] Dese Florens ti viefde Grave
Nae s broeders doed, segge ik aefe
Dat i huwede ten wyve
Adeleke persoen van live
Hareman van Saxen Hertoge
[890] Kind daer i ave kreeg
Ien Soen en Dogtere van deeg
Tie ane ti Kroen van Franken
Hilickede namaels hogen
Hi gaf mede veele in danken
[895] Den Godshuse t'Agmund
Over ziender wyven gunt
Tie Geretruden hete by name
t' Is iem overkamen
Dat ti Hartoge van Braban
[900] Ti Biskop van Keulne on
Ti Heare van Kuick mede
Utes Keysers name strede
Op Grave Florens omdat
I in syn gewout besat
[905] Ente als zin vorders hieven
Het trigt op ti Merwa griven
In doer groete lasten swaer,
Dus togen sy op aldaer
Mare worden tegen wille
[910] Ontdaen, daer sat stille
Ti Biscop al van Wtrigt
En te ne darve sik in den twigt
Steken uut angste en vare
Florensse mare
[915] Ging over alle dat land
Zo dat sine felle viand
In gien poert peinsde seker wesen.
T es gesciet alse wi lesen
Op ienen dach dat i sloeg
[920] By Hamert vreselyke genoeg
Tusken ti Maze en Wahle
Ente gink mat onder ien boem
Liggen to ruste tot en droem
Aldaer kwamen ane gereden
[925] Ti Heeren van Kuuk in zijn geleden
Tie en verraste en sloeg en doet
Dat was ja jammere groet
Voer hem en ti metten bleven.
Dus voer i ten langen leven
[930] Ende begraven tot Hegmunt
Alle t land sting over unt.
Dit heeft sik alzo vervaren,
Als men schreef Goets geboerte jaren
M. LX ende ien [1061]
[935] Alsse hy der jaeren dertien,
Holland hadde berigt als Greve
Zyn wive Geertruut is bleven
Aen t bestier jegen hair kroist,
Ende want zi beloefde troist
[940] Ende helpe diese stuwde
Ist beslagen dat sy huwde
Die oudste soene van Boudijn
Vanne Vlaender dat i sou syn
Voegd jegen ten jongen Grave
[945] Daer oic tese Robregt ave
Den name Robrecht ti Vriese behalt
Want voir Godevairt metten balt
Hietmen van Frieslant Grave
Ende dit kwam hem dus daer ave
[950] Hi hadde als Voegt het land bestelt
Achte jaeren tog met gewelt
Die gebochalde Govairt heenen
Op Hollant zoude ik meenen
Toeg met grooten heer
[955] Biskop Willem in ti weer
Van Verigten halpen mede.
Robregt moest ruimen ti stede
Ente trak na Vlaenderlant
Dat hy krege als Grave in hant
[960] Deze builtrugde Govaert
Prante regte voer sin paert
Op Holland om dat vore lange
Zyne Voerder ti gevangen
Hertoge Godefrooi van Arden
[965] Wien Tierick ti darde pren
In den slag van Henrike
De Keysere toen zikke
Volgens onregte breven gewan
Sommige dingen als 's Vorsten man.
[970] De i met Biskop Willem hive
Van ti Keysere als syn live
Zy verworven beyde te hant
Jegens Geertrude al Hollant
Onder hen beyden te schikken samen.
[975] Zy mogten s hun billijke schamen
Zolken aterlyke bestaan
Het isse Biscop Willem vergaan
Alsmen segt want i onder
Godevaert halp bizonder
[980] Holland dat i vire jaer besat
Met gewalt, als menic pat
Opten Oest vriesen had begangen
Scade gedaan en ontfangen
Dat i als alle tyrannen ploen
[985] Niet ondere voer zonder bloen
Zittende op een himmelikhede
Tot Delft wiert i beneden
In sine fondamante getreft
Van Tiriks knape Gyselbregt
[990] Ente lieten t' Wtregte dragen
Daer i starff mit felle plagen
Ente willem kort na iem
Ondervoer, dus hoerden wi hem
Tot nog was Holland zonder zyne
[995] Heere dat en dede pyne.
************************************************************ |
FLORIS
[885] Dese Floris ti viefde graef
Na s' Broders doet, zegge ik aef
Dat hi huwede ien wive
Adelike en scoen vane live
Hareman van Saxen Hartoge
[890] Kint, daer i ave kreeg
Ien Zoen en dogtere van deeg
Ti ane ti kroen van Franken
Hilikede namaels hoge
Hi gaf mede vele in danken
[895] Den Godshuse t' Agmund
Over ziender wiven gunt
Ti Geretruden hete bi namen
t' Is iem aver kamen
Dat ti Hartoge van Brabon
[900] Ti Biskop van Keulne on
Ti Heare van Kuuk mede
Utes Keisers name strede
Op Grave Florens, om dat
I in zin gewout besat
[905] Ente als zin Vorders hieve
Het Tricht op ti Merwa, griven
In doer groete lasten zwaer,
Dus togen zi op aldair
Mare worden tegen wille
[910] Ontdaen, daer zat stille
Ti Biskop al van Utricht
Ente ne darre zik in den twicht
Steken uut angste en vare
Florensse mare
[915] Ging over dat lant
Zo dat zine felle viant
In gien poert peinsde zeker wesen.
T' is geschiet alse wi lesen
Op ienen dach dat i sloeg
[920] Bi Hamert vreselike genoeg
Tusken ti Mase ende Wahlen
Ente ging mat onder ien boem
Liggen to rasten toten droem
Aldaer kwamen ane gereden
[925] Ti Heare van Kuuk in zin geleden
Ti en verraste en sloeg en doet:
Dat was ja jammere groet
Voer hem en ti mettem bleven
Dus voer i ten langen leven
[930] Ende begraven tot Hegmunt,
Alle t' land sting over unt
Dit heeft zik also vervaren,
Als men screef Gods geboerte jaren
M.LX. ende ien
[935] Alse hi der jaren dortien,
Hollant hadde bericht als Greve
Zin wive Geretruut is bleven
An' 't bestier jegen hair kroist
En te want zi behoefde troist
[940] Ende helpe, dieze stuwde
t' Is beslagen datse huuwde
Die oudste Zoene van Boudyn
Vanne Vlaender, dat i zou zyn
Voegt jegens ten jongen Grave
[945] Daer oec dese Robrecht ave
Den name Robrecht ti Vrise behalt
Want voir Godevaert metten balt
Hite men van Frislant Grave
Ende dit kwam hem dus daer ave.
[950] Hi hadde als Voogt het land bestelt
Agte jaren. tog met gewelt
Die gebochalde Govaert henen
Op Hollant zoude ix meenen
Toeg, met groeten heer:
[955] Biskop Willem in ti weer
Van Utrigten halpen mede.
Robrecht moest ruumen ti stede
Ente trak na Vlaenderlant
Dat i krege als Grave in hant
[960] Dese builrugde Govaert
Prante rechte voer sin paert
Op Hollant, om dat vorelange
Zine voorder, ti gevangen
Haertoge Godefroi van Arden
[965] Wien Tiderik ti darde pren
In den slag van Henrike
Di Keisere tot zikke
Volgens onzagte breven gewan
Sommige dingen als 's Vorsten man
[970] Den i met Biskop Willem hive
Van ti Keisere as zin live.
Zi verworven beide te hant
Jegens Geertrude al Hollant
Onder hen beiden te schikken samen.
[975] Zi mochten s' hun billike schamen
Zolken aterlike bestaen
Het isse Biskop Willem vergaen
Als men zegt, want i onder
Godevaert holp bizonder
[980] Hollant, dat i vire jaer bezat
Met gewalt, als menic pat
Op ten Oestvrisen had begangen
Scade gedaen en ontfangen
Dat i, als alle Tirannen ploen
[985] Niet ondere voer zonder bloen,
Zittende op een himelikhede
Tot Dalft, wiert i beneden
In sine fondamante getreft
Van Tidriks knape Giselbrecht
[990] En te liten t' Utrechte dragen
Daer i starf mit felle plagen
Ente Willem kort na iem
Ondervoer, dus hoerden wi hem.
Tot nog was Holland zonder zine
[995] Here dat en dede pine.
************************************************************ |
6. Dirk de IV.
Tiederik de sesde Grave,
Ti wt zine Vaders have
Van Godefaert ti Billioen
Was gedreven, is di goen,
[1000] Ti mit zynes Stiefvaders machte
En ter magen hulpe, trachte
Na zyne erfachticheyt stout.
Biscop Willem hade gebout
En vaste Burge t' Ysselmonde;
[1005] Dare toe Coenraet tier stonde
Oppe was. Dit jeft verstaen
Greva Tierick, en ging beslaen
Alomme en trak zine scepen
Tegen op 't Mereweda, daer grepen
[1010] Zi mit force ien ander an.
Diederick was 't ti de wyge wan,
Ende stormede op 't Slot;
Ende scoter oppe tot
Iet in den brande rochte.
[1015] Daer hulp gien water. Watze brochten
Ti knechten; het most ane den gront.
Biscop Koenraed wurde gewont
En gevaen (zo men mi zeyde);
Tien Greva korts los leyde.
[1020] Dus gewan i met mogender hand
De zegen, en trak in 't lant.
Hy berichte dat lant in vrede
Vyftien jaren, ente nam mede
Ene vrouwe, ti hiete Othilt:
[1025] Ente wan, alse gi weten wilt,
Ein kint Florens an zinder stede.
Hi hevet begiftigt mede
Dat Godtshuis t' Egmont; aldaer
Starf in ons Heren jaer
[1030] MCX [= MXC] en iene [1091] mit vrede
Legget daer oic zinder stede.
************************************************************ |
DIRK Tiederik de sesede Grave Ti wt zine Vaders have Van Godefaert, ti Billioen Was gedreven, is di goen [1000] Ti mit zines stiefvaders machte En ter magen hulpe trachte Na zyne erfachticheyt stout Biscop Willem hade gebout En vaste Burge t' Ysselmonde [1005] Dare toe Coenraet tier stonde Oppe was, dit ieft verstaen
Greva Tierick, en ging beslaen Alomme en trak zine scepen Tegen opt Mereweda, daer grepen [1010] Zi mit force ien ander an Diederick wast ti de wyge wan, Ende stormede opt Slot Ende scoter oppe tot Iet inden brande rochte. [1015] Daer hulp gien water watze brochten Ti knechten, het most ane den gront Biscop Koenraed wurde gewont En gevaen, zo men mi zeyde, Tien Greva korts los leyde. [1020] Dus gewan i mit mogender hant De zegen en trak int lant. Hy berichte dat lant in vrede Vyftien jaren ente nam mede Ene vrouwe ti hiete Othilt
[1025] Ente wan, alse gi weten wilt Ein kint Florens, an zinder stede Hi hevet begiftigt mede Dat Godtshuis t' Egmont aldaer, Starf in ons Heren jaer
[1030] MCX [= MXC] en iene [1091]mit vrede Legget daer oic zinder stede.
************************************************************ |
TIETERIK de VI.de Graaf.
Titerik die sessede Grave
Ti uut zynen Vaders have
Van Godefaert ti Billioen
Was gedreven is die goen
[1000] Ti mit zynes stiefvaders magte
En der magen hulpe tragte
Nae zyne erfachticheyd stout
Biskop Willem had gebout
Een vaste burge t Iselmonde.
[1005] Dare toe Coenraed tier stonde
Oppe was dit ieft verstaen
Grevan Tierick en gink en beslaen
Alomme en trac sine schepen
Tegen opt Mereweda daer grepen
[1010] Zy mit fortse ien ander an
Dieterick wast ti de wyge wan
Ente stormede opt Slot
Ende schoter oppe tot
Iet in den brande rogte.
[1015] Dair halp gien water dat ze brogte.
Ti knegten het moest ane den grond
Biscop Coenraed wurde gewond
En gevaen zoo men mi zeijde,
Tien Greva korts los leyde
[1020] Dus gewan hij mit mogender hant
De zegen en trak int lant.
Hy beregte dat lant in vrede
Vyftien jaeren ente nam mede
Een Vrouw ti hiete Othilt
[1025] Ente wan alse gy weten wilt
Ein kint Florens in zinder steden
Hij hevet begiftet mede
Dat Godshuys t Egmund aldaer,
Starff in ons Heeren jaer
[1030] MCX [= MXC] en iene [1091] mit vrede
Legget daer oik zinder stede.
************************************************************ |
DIRK Tideric de sessede Grave
Ti vut zines Vaders have
Van Godevaert, ti Bilioen
Was gedreven, is di goen
[1000] Ti mit zines Stiefvaders machte
Ende der Magen hulpe trachte
Na zine erfachticheit stout
Biscop Willem hade gebout
Een vaste Burge t Iselmonde
[1005] Daere toe Coenraet tier stonde
Oppe was, dit ieft verstaen
Greva Tierik en ging en beslaen
Allomme en trac zine skepen
Tegen opt Mereweda, dair grepen
[1010] Zi mit fortse ien ander an
Dietrik wast ti de wijch wan,
Ente stormede op t Slot
Ende skoter oppe tot
Iet inden brande rogte.
[1015] Daer halp gien water datze brochte
Ti knechten, het most ane de gront
Biskop Koenraet wurde gewont
En gevaen, zo men mi zeide,
Tien Greva korts los leide.
[1020] Dus gewan hi mit mogenderhant
De zege en trak int lant.
Hi berechte dat lant in vrede
Vieftien jaren en te nam mede
Iene Vrouwe ti hiete Odilt
[1025] En te wan, alse gi weten wilt
Ein kint Florens, an zinder stede
Hi hevet begiftet mede
Dat Godshuus t' Agmond aldaer,
Starf in ons Heren jaer
[1030] MCX [= MXC] en iene mit vrede
Legget daer oik zinder stede.
************************************************************ |
7. Floris de II.
Na jem kwame an dat bestier
Ti zevende Greva (getelt hier)
Florens; ti te boven ginck
[1035] Zine Vorders in menien dinck.
Den aefte ane vrou Peternelle,
Tidrix Dochtere (als wi vertellen)
Van Saxen; wes Broder Lothair
Wurde Keizere te Romen voirwair.
[1040] Bi desen Wive jeft i vercregen
Twie Zonen by Godes wegen
Die men Tideric en Florens hiet.
't Is geboert, alse men siet,
Dat hi Greva ginck wt jagen
[1045] In dat holt van Kriele; daer zagen
Zine knapen ter zelver stee
Ti knapen van Galame:
En tie benamen ‘er drie honden.
Alse dat Galama jeft bevonden,
[1050] Sprak met dollen en arren moede
< Dit geve mi God taer toe>
Moet ik ten grave en hi min schade
En hoen niet beteren wil ter stade.
Zoe ick ein frie Friese ben
[1055] Zal 't em vergelden so bat ic ken.
't Is geschiet nae korte tiden,
Dat ti Greva kwam riden
Ter jacht zoe hi te voren plach:
Galama was dar i 't zagh
[1060] En sprak en ane in arren moede
Onbeschoft; du sulst vergoeden,
Heare Greva, ente beteren min scha.
Ti Greve sprac (als ic versta)
Datty behoerde zin Lantsheere*
[1065] Te ontmoeten mit biter eere.*
Ende terwylen i noch sprack
Indiervoegene, zo trak
Ti riese Galama zin gewaren,
En ieft den Greva toegevaren
[1070] Ente kwest en in den arm.
Die knape schoet toe mit gekarm
Ente heft Galama doorgraven,
Dat i nedervil daer ave.
Ente ti bi em waeren zien
[1075] Cume ontlopen mit grote pien
Dit es geschiet (alse wy leeren)
In 't Incarnation ons Heren,
XIc en XII jaer. [1112]
I verbeterde voirwair
[1080] Dat Godshuse t' Hegmunde,
Ente gaf em (als wy vermunden )
Jeften vele tier stont
Ente storf (als wi doen cont)
In zinder joget, ons Heren
[1085] Jare XIc. En twintig mere [1122]
Jare en twie (als men mi zegt)
Dat i tot Agmunde legt.
Peternelle, zin Wive, es bleven
Houden, voir hair en dare neven
[1090] Ire kinderen, in hant
Dat berichte over Hollant.
Ende gaf mede metter iele
Den Godtshuse voer hare mans ziele.
Den zi te Rensburch hadde gericht
[1095] Twaalf jaren (alse men light [1133]
Bevant) nae ire mans sneven.
Haer Broder jeft zi geheven,
Metter halpen, al tot di kroon.
Ente hadde te voren schoen
[1100] Den Keyzers dwank wederstanden
En in stade gestaen den landen.
Ente starf ave overwaer
XIc en XLIII Jaer; [1143]
Ende laghet te Rinsborch begraven.
[1105] Date zi vele gaven
In hoire tiden ane gaf.
Verder vinden wi ni daer af.
************************************************************ |
FLORIS. Na iem kwame an dat bestier Ti zevende Greva getelt alhier Florens ti te boven ginck [1035] Zine vorders in menien dinck
Den aefte ane Vrou Peternellen Tidricx dochtere als wi vertellen Van Saxen, wes Broder Lothair Wurde Keizere te Romen voirwair [1040] By desen wive ieft i vercregen Twie Zonen by Godes wegen Die men Tideric en Florens hiet t' Is geboert alse men ziet Dar hi Greva ginck wt jagen [1045] In dat holt van Kriele, daer zagen Zine knapen ter zelver stee
Ti knapen van Galama, En tie benamen ‘er drie honden Alse dat Galama ieft bevonden [1050] Sprak met dollen en arren moe
<Dit geve mi God taer toe>
Moet ik ten Grave en hi min schade En hoen niet beteren wil ter Stade. Zoe ick ein frie Friese ben [1055] Zal t' em vergelden so bat ic ken. t' Is geschiet nae korte tiden Dat ti Greva kwam riden Ter jacht zoe hi te voren plach Galama was dar i t' zagh [1060] En spraken ane in arren moede Onbeskoft, du sulst vergoeden Heare Greva ente beteren min scha Ti Greve sprac als ic versta Datty behoerde zin Lants heave* [1065] Te ontmoeten mit biter eave* Ende terwylen i noch sprack In dier voegene, zo track Ti reise Galama zin geware
En ieft den Greva toe gevaren [1070] Ente kwetsten in den arm Die knape schoet toe mit gekarm Ente heft Galama doorgraven Dat i nedervil daer ave En te ti bi em wonen zien [1075] Cume ontlopen mit grote pien Dit es geschiet alse wy leeren Int Incarnation ons Heren
XIc. en XII. jaer [1112]. I verbeterede voirwaer [1080] Dat Godshuse t' Hegmunde Ente gaf em als wy vermunden Iefter vele tier stont Ente storf als wi doen cont In zinder joget, ons Heren [1085] Jare XIc. en twint mere Jaren en twie [1122], als men mi zegt Dat i tot Agmunde legt Peternelle zin wive es bleven Houden voir hair en dare neven [1090] Ire kinderen in hant Dat berichte over Hollant Ende gaf mede vele metter iele Den Godtshuse voer hare mans ziele Den zi te Rensburch hadde gericht [1095] Twaelf jaren alse men light Bevant nae ire mans sneven Haer Broder ieft zi geheven Metter halpen al tot di kroen Ente hadde te voren schoen [1100] Den Keyzers dwank wederstanden
En in stade gestaen den Lande Ente starf ave overwaer XIc en XLIII Jaer [1143] Ende laghet te Rinsborch begraven. [1105] Date zi vele gaven In hoire tiden ane gaf
Verder vinden wi ni daer af.
************************************************************ |
FLORENS de VII.de Graaf.
Na iem quam ane dat bestier
Ti zevende Greva getelt alhier
Florens ti te bovene gink
[1035] Zyne vaders in menien dink
Den Oeften ane Vrou Peternellen
Tidrix dogtere als wy vertellen
Van Saxen wes broder Lotair
[Wurde Keysere te Romen voirwair
[1040] By desen wyve iefti verkregen
Twie sonen by Godes wegen
Die men Diderik en Florens hiet
T es geboert alse men siet
Dat ty Greva gink wt jagen
[1045] In dat holt van Kriele daer zagen
Zyne knapen ter selver sta
Ti knapen van Galama,
En tie benamen en drie honden
Alse dat Galama ieft bevonden
[1050] Sprek met dollen en arren moede
Dit geve my God daer toe
Moet ik ten Grave en hi min schade
En hoen niet beteren wil ter stade
Zoe ik ein vrye Friese ben
[1055] Zal t en vergolden zoo bat ik ken.
T es geschiet na corte tyden
Dat ty Greva kwam ryden
Ter jagt zoe hy te voren plag
Galama was dair i t zag
[1060] En spraken en ane in arren moede
Onbeskoft diu sulst vergoeden
Heare Greva en te beteren mien scha
Ti Greve sprak als ik versta
Datty behoerde met beatter eere*
[1065] Te gemoeten zin lands heare*
Ente terwijlen i nog sprak
In dier voegene, zo trak
Ti reyse Galama zin gewere
En ieft den Greva toe gevoren
[1070] Ente quetsten in den arm
Die knape schoet toe mit gekarm
En tie ieft Galama doorgraven
Dat i nedervil daer ave
Ente ti bi im woren zien
[1075] Cume ontlopen met grooter pien
Dit es gesciet alse wy leeren
In t incarnation ons Heeren
XIc. en XII. jaer. [1112]
I verbeterede voirwaer
[1080] Dat Godshuise t 'Hegmunde,
Ente gaf en als wy vermunden
Jeften vele tier stond
Ente storff als wy doen kont
In zinder joget ons Heeren
[1085] Jare XIc. en twint meere
Jaren en twie [1122] alsmen mi segt
Dat i toe Agmunde legt
Peternelle zyn wyve es bleven
Houden voer haer en dare neven
[1090] Ire kinderen in hant
Dat berigte over Hollant
Ende gaff vele metter ile
Den Godshuse, voer hare mans siele,
Den zy te Rinsborg hadde gerigt,
[1095] Twaelf jaeren alsemen ligt
Bevant nae irre mans sneven [1134]
Haer Broeder ieft zy geheven
Met er halpen al tot ti kroen
Ente hadde te voren schoen
[1100] Den Keysrs dwanck wederstanden
En in stade gestaen den Lande
Ente starff ave overwaer
XIc en XLIII jaer [1143]
Ende laget te Rinsborg begraven.
[1105] Date zy vele gaven
In hore tiden ane gaf
Verder vinden wi ni daer af.
************************************************************ |
FLORIS. Na iem kwam ane dat bestier
Ti zevende Greva getelt alhier
Florens ti te boven gink
[1035] Zine vorders in menigen dink
Den aefte ane Vrou Peternellen
Tidrix Dogtere, als wi vertellen
Vane Saxen, wes Broeder Lotair
Wurde Keisere te Romen voirwaer
[1040] Bi desen wive iefti verkregen
Twie Zoenen bi Godes zegen
Die men Tiedrik en Florens hiet
t' Es geboret alse men ziet
Dat ti Greva ging vut jagen
[1045] In dat holt van Criele, daer zagen
Zine knapen ter selver sta
Ti knapen vane Galama,
Ente benamen er drie honden
Alse dit Galama ieft bevonden
[1050] Sprak met dollen en arren moe.
Dit geve mi God taer toe
Moet ik ten Grave, en hi min skade
En hoen niet beteren wil ter stade
Zoe ik ein vrie Friese ben
[1055] Zal t' en vergalden, zo bat ik ken.
t' Es geskiet na korte tiden
Dat ti Greva kwam riden
Ter jachte zoe hi te voren plag
Galama was dair i t' zag
[1060] En spraken ane in arren moede
Onbeskoft, du zulst vergoeden
Heare Greve ente beteren mien ska.
Ti Greve sprak als ix versta
Datti behoerde met batter eare*
[1065] Te gemoeten zin Lants-heare*
Ente terwilen i nog sprak
In dier voegene, zo trak
Ti rise Galama zin geware
En ieft den Grewa toe gevare
[1070] Ente kwetsten in den arm
Die knape skoet toe met gekarm
En te ieft Galama doorgraven
Dat i neder vil daer ave,
Ente ti bi em waren zien
[1075] Cume ontloipen mit groeter pien.
Dit es geschiet ase wi lesen
Int incarnatioen des Heren
XIc. en XII. jaer.
I verbeterede voirwaer
[1080] Dat Godshuse t' Hegmunde
Ente gaf en als wi vermunden
Ieften vele tier stont
Ente starf, als wi doen kont
In zinder joget, onses Heren
[1085] Jare XIc. en twint mere
Jaren en twie [1122], als men mi zegt
Dat i tot Agmunde legt
Peternelle zin wive es bleven
Houden voir haer en dare Neven
[1090] Ire kindren in hant
Dat berichte over Hollant
Ente gaf vele metter ile
Den Godshuse voer hare mans zile
Den zi te Rinsborg hadde gericht
[1095] Twaelf jaren alsemen ligt
Bevant na ire mans sneven.
Haren Broeder jeft zi geheven
Met er halpen al tot ti kroen
Ente hade te voren skoen
[1100] Des Keiseres dwank wederstanden
Ende in stade gestaen den lande
Ente starf ave overwaer
XIc en XLIII. Jaer [1143]
Ende laget te Riensborg begraven
[1105] Dare zi vele gaven
In hare tiden ane gaf
Verders vinden wi ni daer af.
************************************************************ |
8. Dirk de V.
Tideric kwam an den berichte
Na zinen Vader, als ti geschichten
[1110] Ons zeggen vanne dese tied.
Daer rees grote stried
Tusken ti Friesen en den Grave:
Oppe dat yse daer begaven
Ti Friesen zich na Allekemaer;
[1115] Ente vloeden were van daer
Over des Graven gewalt en here.
Daer bornede men zere
T' alleken kanten, dat jammer was.
Graven Broeder (syt zekers das)
[1120] Ti ter eere was genegen,
Florens genant had ter degen
Gunste overalle genoech;
Dat hi fiere wt ongevoech,
Moeder en Broedere bracht in are
[1125] Moede. Des hi en spoede voirware
Al nae Frieslant by ongedult.
Daer wurt i over Heare gehult;
Ente barnede Allekemaere.
Ti verpinede Kenemare
[1130] Mosten jem hulden zi wilden of niet;
Ente bornede (als men ziet)
Alse te Haerleme komen waren,
's Heren husen dat em sware
Bekwam: want Tiderick
[1135] Viel oppe, ende nam rick
En arme in zinder gewoude.
Als ti Keizer Lothair beschoude,
Zant i tien met jonste en macht;
Den Gebroeders daer toe bracht,
[1140] Zo das zi den pais betraken.
Tese Florens, van wi maeken
Ons woirt (alse gy hoirt)
Is korte om ien Wyf vermoirt
Van ti Heare van Cuuk te Trichte
[1145] Ente Arensberghe; ti stichte
Zolk verraet daer i sturf af.
Te Rinesborge licht i in 't graf.
En ti moerders mosten lange
Zint ballinck, dat jen vil bange.
[1150] Dese Tidrick vinde ic af,
Dat i tot ons Heren graf,
Mit groeter gere, is gevaren;
Als men onses Heren jaren
XIc en XL. schreef: [1140]
[1155] Van den Paus verworven heeft
Vrybrieven, ter selver stonden,
Den Rinsborge en Hegmonde.
Hadde ien Wyve ti Sofie hiet;
Ti was (als men beschreven ziet)
[1160] 's Palsgreven Dochter van Rine.
Daernar geval ti pine
Tussen ti Biscop al t' Uutricht
En di Greva; datte men Sticht
Roef en struet beydene. Anne
[1165] Herebrecht dreigden metten banne;
Ende dwanck en met oetmoet
Dat i wulle en barevoet
Di bane ave bidden quame.
In 't geboernes Godts, by name
[1170] XIc LV. Jaer, . [1155]
Was 't ien felle kriech voirwaer;
Daer ti Friesen den Kennemaren
Mit roef en bornen zeer bezwaren.
En ti vane Oxtorp en
[1175] Harelehem kwamen bi hen
t' Eynder wych, dus vielen ti Friesen,
Ente moesten, ter loep, verliesen
Negenhondert, en twint man bat;
Die dare bleven op di stat.
[1180] Dese Greva is in vrede
Gerastet en ligget ter stede,
t' Egmond begraven: als i voirwair;
Hadde bericht XLV. jaer:
Toe men schreef, in 't geborenes
[1185] Onses Heren, XIc. LVI. [1156]
************************************************************ |
DIRK Tideric kwam an den berichte Na zinen Vader als ti geschichten [1110] Ons zeggen vanne dese tied. Daer rees grote stried Tusken ti Friesen en den Grave Oppe dat yse daer begaven Ti Friesen zich na Allekemaer [1115] Ente vloeden were van daer Over des Graven gewalt en here Daer bornede men zere t' Alleken kanten dat jammere was, Graven Broeder zyt zekers das [1120] Ti ter eere was genegen Florens genant, had ter degen Gunste over alle genoech Dat hi fiere mit ongevoech Moedere en Broedere bracht in are [1125] Moede: des hien spoede voirware Al nae Frieslant by ongedult, Daer wurt i over heare gehult Ente barnede Allekemaere Ti verpinede Kenemare
[1130] Mosten iem hulden zi wilden of niet Ente bornede als men ziet Alse te Haerleme komen waren s' Heren husen, dat em sware Bekam, want Tiderick [1135] Viel oppe ende nam rick En arme in zinder gewoude Als ti Keizer Lothair beschoude Zant i tien met jonste en macht Den Gebroeders daer toe bracht [1140] Zo das zi den paise betraken. Tese Florens van wi maeken Ons woirt, alse gy hoirt Is korte om ien wyf vermoirt Van ti Heare van Cuuk te Trichte [1145] En te Arensberghe ti stichte Zolck verraet, daer i sturf af Te Rinesborge licht i int graf En ti moerders mosten lange Zint ballinck, dat ien vil bange. [1150] Dese Tidrick vinde ic af Dat i tot ons Heren graf Mit groeter gere is gevaren Als men onses Heren jaren
XIc. en XL [1140] schreef: [1155] Van den Paus verworven heef Vry brieven ter selver stonden Den Rinsborge en Hegmonde Hadde ien wyve ti Sofie hiet Ti was als men beschreven ziet [1160] s' Palsgreven Dochtere van Rine Daer nae geval ti pine
Tussen ti Biscop al t' Uutricht En di greva, datte men sticht
Roef en struet beydene anne [1165] Herebrecht dreigden metten banne; Ende dwanck en met oetmoet Date wulle en barevoet Di bane ave bidden quame. Int geboernes Godts by name [1170] XIc. LV. jaer [1155], Wast ien felle kriech voirwair; Daer ti Friesen den Kennemaren Mit roef en bornen zeer bezwaren. En ti vane Oxtorp en [1175] Harelehem kwamen bi hem t' Eynder wych, dus vielen ti Friesen Ente moesten ter loep verliesen
Negenhondert en twint man bat Die dare bleven op di stat. [1180] Dese Greva ies in vrede Gerastet, en ligget ter stede t' Hegmond begraven als i voirwaer; Hadde bericht XLV. jaer, Toe men schreef in 't geborenes [1185] Onses Heren XIc. LVI. [1156]
************************************************************ |
TIDERIK de VIII.ste Graaf.
Tiderik kwam an den berigte
Na sinen Vader als ti geschichten
[1110] Ons seggen vanne desen tied.
Daer rees grooten stried
Tusken ti Vriesen en den Grave
Oppe dat yse daer begaven
Ti Friesen sik nae Allekemaer
[1115] Ente vloeden were van daer
Over des Graven gewald en heere
Daer bornede men sere
t' Allen lanse dat jammere was
s Graven broeder zyt s zekers das
[1120] Ti ter eeren was genegen
Florens genant, had ter degen
Gonste over alle genoech
Des hy fire mit ongevoeg
Moedere en Brieder bragt in aren
[1125] Moede. des hi en spoede voirwaren
Al nae Vrieslant bi ongedult,
Daer wurt i over Heere gehult
Ente barnede Allekemare
Ti verpinede Kenemare
[1130] Mosten ien hulden zi wilden of niet
En ti bornede alsmen siet
Alse te Haerleme komen waren
s' Heeren huzen, dat en sware
Bekam, want Tiederik
[1135] Viel oppen ende nam riek
En arme in zinder gewoude.
Als dit Keyser Lothair bescoude
Zant i ti en met jonste en magt
Den gebroeders daer toe bragt
[1140] Zoo das zy den paise betraken.
Tese Florens van wi maeken
Ons woort, alse gy hoirt
Is korte om ien wief vermoirt
Van ti Heare van Cuuk te Trigte
[1145] Ente Aerensberge ti stigte
Zolk verraet daer hy storf af
Te Rinesborge ligt hy in t graf
Ente ti moerders mosten lange
Zint ballink dat ien vil bange.
[1150] Dese Tiedrick vinde ik af
Dat i tot ons Heeren graf
Mit groeter geere is gevaeren
Als men onses Heeren jaeren
XIc. en XL [1140] schreef.
[1155] Van den Paus hy verworven heef
Vry brieven ter selver stonden
Den Rinsborge en Hegmonde.
Hadde ien wyve ti Sofie hiet
Ti was als men beschreven siet
[1160] s' Pal greven Dogtere van Rine.
Daer nae gevil ti pine
Tussen ti Biscop al t' Utrigt
En ti Greva, datte men stigt
Roef en struet beydene anne
[1165] Herebregt dreygden metten banne
Ende dwank en met oetmoet
Date wulle en barevoet
Di vane ane bidden kwame.
Int geborenes Gods by name
[1170] XIc. LV. jaer [1155]
Wast ien felle krieg voorwaer
Daer ti Friesen den Kennemaren
Mit roef en bornen zeer beswaren.
En ti vane Okstorp en
[1175] Harelehem kwam bi hem
T eynden wych dus vielen ti Vriesen
Ente moesten ter loep verliesen
Negen hondert en twinti man bat
Di dare bleven op si stat.
[1180] Dese Greva ies in vrede
Gerustet, en ligget ter stede
T Hegmund begreven als i voorwaer
Hadde berigt XLV jaer
Toe men schreef int geborenes
[1185] Onses Heeren XIc. LVI. [1156]
************************************************************ |
DIRK
Tiderik kwam an den berichte
Na zinen Vader als ti geschichten
[1110] Ons zeggen vanne desen tied.
Daer rees groeten stried
Tusken ti Frisen en den Grave
Oppe dat ijse daer begaven
Ti Frisen zik na Allekemaer
[1115] Ente vloeden were van daer
Over des Graven gewalt en here
Daer bornede men zere
t' Allen kanten, dat jamere was,
s' Graven Broder zijts zekere das
[1120] Ti ter eren was genegen
Florens genant, had ter degen
Gonste over allen genoeg
Des hi fiere met ongevoeg
Moedere en Broder bragt in aren
[1125] Moede, des hien spoede voirwaren
Al na Vrieslant bi ongedult:
Daer wurt i aver here gehult
Ente barnede Allekemare
Ti verpinede Kennemaren
[1130] Mosten ien hulden zi wilden of niet
Ente bornede alsmen ziet
Alse te Harleme komen waren
s' Heren husen, dat en sware
Bekam, want Tiderick
[1135] Viel oppe, ende nam rick
En arme in zinder gewoude
Als dit Keiser Lothair bescoude
Zant i tien met jonste en macht
Den Gebroeders daer toe bracht
[1140] Zo das zi den paise betraken.
Tese Florens van wi maken
Ons woert, alse gy hoirt
Is korte om ien wief vermoert
Van ti heare van Kuuk te Trichte
[1145] Ente Aernesberge ti stichte
Zolk verraet, daer hi starf af
Te Rinesborge licht hi int graf
En te ti Moerders mosten lange
Zint ballink, dat iem vil bange.
[1150] Dese Tiedrik vinde ik af
Dat i tot ons Heren graf
Mit groeter gere is gevaren
Als men onses Heren jaren
XIc en XL [1140] schreef:
[1155] Van den Paus hi verworven heef
Vri brieven ter zelver stonden
Den Reinsborge ende Hegmonden.
Hadde ien wijve ti Sofie hiet
Ti was alsmen beskreven siet
[1160] s' Palsgreven dogtere van Rine
Daer na gevil ti pine
Tussen ti Biskop al t' Utricht
En ti Greva, datte men sticht
Roef en striet beidene anne
[1165] Herebracht dreigden metten banne;
Ende dwank en met oetmoet
Datte wulle en barevoet
Di bane ave bidden kwame.
Int geborenes Gods bi namen
[1170] XIc LV jaer [1155],
Wast ien felle krieg voerwaer
Daer ti Friesen den Kennemaren
<Met roef en bornen zeer bezwaren.>
En ti vane Okstorp en
[1175] Harelehem kwamen bi hem
Einder wijch, dus vilen ti Vriesen
Ente moesten ter loop verlisen
Negen hondert en twint man bat
Di dare bleven op ti stat.
[1180] Dese Grave ies in vrede
Gerastet, en ligget ter stede
t' Hegmund begraven als i voirwaer
Hade bericht XLV. jaer,
Toe men skreef int geborenes
[1185] Ons Heren XIc. LVI. [1156]
************************************************************ |
Hier laten wy tesen tide bliven,
Vane de Grevan bat te scriven
Ente willen van Greve Florens
Hire naere ien groet gepens
[1190] Onderwinden te verhalen.
Dit habe ic willen vertalen,
[1190] Omme t' oeffenen dennen zin
Der luden; ti mi mit min
Dikke t' oircont te weten baden.
[1195] Batet ni, ten zal jen ni scaden,
Datze der jesten hervaren zyn.
Bid, om Gode, voer Klais Kolyn.
Escriptum est per manum
Nicolai Colini in Hegmont |
Hier laten wy t' esen tide bliven Vane de Grevan bat te scriven Ente willen van Greve Florens Hire naere ien groet gepens [1190] Onderwinden te verhalen: Dit habe ic willen vertalen Omme t' oeffenen dennen sin Der Luden, ti mi mit min
Dikke t' oircont te weten baden. [1195] Batet ni, ten zal ien ni scaden, Datze der jesten hervarene zyn. Bid om Gode voer Klais Kolyn.
Escriptum est per manum
Nicolai Colini, in Hegmont |
Hier laten wy tesen tiden bliven
Vane de Grevan bat to scriven
Ente willen van Grave FLORENS
[Hire naere ien groet gepens
[1190] Onderwinden te verhaelen
Dit habe ik willen vertalen
Omme t' oeffenen dennen sin
Der luden ti mi met min
Dikke t' oircont te weten baden.
[1195] Batet ni ten zal ien ni schaden,
Dat ze der jesten hervarene zyn
Bid om Gode voer KLAIS KOLYN.
Escriptum est per manum
Nicolai Colini, in Hegmont |
Hier laten wi ten desen tide bliven
Vane ti Grevan bat to scriven:
Ente willen van Grave Florens
Hire nare ien groet gepens
[1190] Onderwinden te verhalen.
Dit habe ix willen vertalen
Omme t' oeffenen dennen zin
Der Luden, ti mi met min
Dikke t' oirkond te weten baden.
[1195] Batet ni, ten zal ien ni skaden,
Datse der jesten hervarene zijn.
Bid om Gode voer Klais Kolijn.
Esc[ri]ptu[m] e[st] p[er] manum
Nicolai Colini, in Hegmond |
 |
 |
|
| |