Citaten Verslag van het bezoek van Zacharias Konrad van Uffenbach aan van Alkemade, eind november 1709

 

 

Wir sahen ferner ein Volumen in folio, zwey Finger dick, mit diesem Titul: Rym Kronigk [sic] van oud's gemaamt [sic] het geschigte historiaal. Rym der eerste Graven van Hollandt van broder Klaas Colyn Monik van Egmond geschreven omtrent het Jaar MCLXX. Herr von Alkemade versicherte, dass dieses eine der alleraeltesten Chronicken, ja noch aelter als dasjenige seye, so er edirt, dass es auch weder Dousa noch Scriverius gesehen. Dass diese Chronicon gar alt sey, erhellet nicht nur aus der Zeit und Jahren, da es aufhoert, sondern auch daraus, dass er im Schluss Grafen Florenz den III. als seinen coaevum anredet, und also nothwendig um selbige Zeit muss gelebet haben. De Anfang dieses Chronici [sic] ist:

 

[Eerste regel ontbreekt]

Zo ik [sic] heb geschreven* von den [sic, =vonden]

In den kloester to [sic] Hegmunden, &c.

 

De Schluss aber ist also:

 

Dit habe ik [sic] willen vertalen

Omme t' offenen [sic] dennen zin [sic]

Der Luden ti mi met [sic] min

dikke t' oirkond [sic] te weten biden [sic]

Batet mi [sic], ten zil [sic] ien ni skaden [sic]

ditst [sic] der jesten hervarene zyn

Bid om Gode wer [sic] Klais Kolyn.

Conscriptum est per manum Nicolai Colini in Hegmond.

 

Wir haben uns verwundert, wie sehr die Art zu schreiben in dieser Chronick mit dem alten Fraenkische und Ottfridi Evangelico ueberein komme, wie auch aus obangefuehrten Zeilen, sonderlich aus dem Wort geschriban*, fuer geschrieben, erhellet.

 

Herr von Alkemade hatte dieses Chronicon seiner Gewohnheit nach gar sauber abgeschrieben, und auf jedem Blatt Raum gelassen, um die vielen Noten, so er bereits fertig hatte, dazu zu setzen.

 

 

Ondanks de haastig en slordig afgeschreven regels is het verslag van Zacharias Konrad von Uffenbach van belang voor de datering van het folio afschrift.  Uit het bericht van  von Uffenbach blijkt, dat het folio afschrift eind november 1709 al wel was gemaakt, maar dat de aantekeningen eind 1709 nog niet waren bijgeschreven. Het folio afschrift, bedoeld voor publikatie is vervaardigd naar het Quarto afschrift (= Burmanniaans afschrift) van Cornelis van Alkemade. Dit Quarto afschrift wordt door Kluit en bij nader inzien door van Wijn (eigenaar van het afschrift) gezien als het afschrift, dat Reinier de Graaf aan van Alkemade leverde, door Kluit aangeduid als corpus delicti. Dit afschrift moet dan voor 1702 gemaakt zijn en in twee zendingen (met elk een andere hand) toegezonden zijn.

 

Ter vergelijking de tekst volgens Dumbar (1719).

 

1. ‘s Lants geschichten wil ix oirconden

Zoo ix heb geschriben vonden

In den Kloestre te Hegmunde

 

Dit habe ic willen vertalen
[1190] Omme t' oeffenen dennen sin
Der Luden, ti mi mit min
Dikke t' oircont te weten baden.
Batet ni, ten zal ien ni scaden,
Datze der jesten hervarene zyn.
[1195] Bid om Gode voer Klais Kolyn. 

 

Escriptum est per manum Nicolai Colini, in Hegmont

 

Van het folio afschrift zijn mij door de brief van Adriaan Kluit de beginregels wel, maar de eindregels niet bekend. Daaruit valt op te maken, dat het hetzelfde folio is, dat Kluit aantrof.

 

 

's Lants geschichten wil ix oirconden,

Zo ix heb geschriban vonden

In den Kloester te Hegmunden

Zo bis 't ons die bouken gunden

Die daer zien van alden tiden

kortelix van vele striden

 

Quarto afschrift (= Burmanniaans afschrift).

 

's Lans geschichten wil ix oirconden,

Zo ix heb gescriban vonden

In den Kloester te Hegmunden

Zo bis 't ons die bouken gunden

Die daer zien van alden tiden

kortelix van vele striden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

www.klaaskolijnnet.nl © 2009