Cold Case Onderzoek Naar het Auteurschap
Deze website geeft antwoord op de volgende vragen:
- Wie heeft de Rijmkroniek van Klaas Kolyn geschreven ?
- Wie was Klaas Kolyn ?
- Was de Rijmkroniek een 18de eeuwse mystificatie ?
- Heeft Cornelis van Alkemade zich laten bedriegen met een valse kroniek ?
- Was de (interne) datering ca. 1170 door van Alkemade juist ?
- Was van Alkemade kwistig met het maken van afschriften ?
- Welk doel heeft de Rijmkroniek gediend ?
Petrus Scriverius:
‘Nu laet ons roeyen met die riemen die wy hebben. Ende alhoewel ick hier vooren in mijn naerder ondersoeckinge van d’eerste instellinghe des Graefschap wijtlustigh aengewesen heb dat selfde gheensins en mach ghestelt worden op t Jaer 863. soo sal ick niet teghenstaende de oude sleur volgen en stellen dat op ’tselfde jaer: Aengesien het hart soude vallen de opinie die so veel hondert jaren gestaen ende de overhandt gehadt heeft om te werpen ende het Graefschap vijftigh Jaer jonger maecken alst selve by alle onse Cronijck-schrijvers gedaen werdt.’
‘Ick meyne, dese mijne Aenteyckeningen ende Aenmerckingen sullen eenighen dienst doen; alsoo daer somwylen oock cortelick aen-ghewesen wordt, warwaert heenen oock hulpe ende stoffe te soecken is tot de beschrijvinghe van een nieuwe Hollandtsche Chronijck […] Mijns halven, het hadde my niet swaer gheweest een nieu Chronijcxken te beschrijven, zynde op gheen ander grondt dan Waerheydt, of immers waerschijnelicke redenen ghebout: midts uyt-monsterende ’t ghene of ick onwaerachtigh, off twijffelachtigh bevonde te wesen. Maer tot sulcken werck en was ik op dese tijt niet gesint.’
In deze citaten wordt verwoord wat het motief van Petrus Scriverius geweest is om de Rijmkroniek van Klaas Kolyn te schrijven.
Daarin kon hij namelijk de geschiedenis van het graafschap van Holland in overeenstemming brengen met zijn onderzoekingen en zijn persoonlijke opvattingen, hetgeen hem vanwege de publieke opinie van zoveel eeuwen onmogelijk was in zijn geautoriseerde publicaties, waarin zijn opvattingen gereduceerd werden tot voetnoten en aantekeningen.
Mijn cold case onderzoek van de Rijmkroniek van Klaas Kolyn is dan ook een hommage aan de grote Petrus Scriverius.
Samenvatting
De Rijmkroniek van Klaas Kolijn wordt beschouwd als een 18de eeuwse mystificatie van een 12de eeuwse rijmkroniek over het ontstaan en de geschiedenis van het graafschap van Holland.
De onechtheid van de Rijmkroniek staat allang niet meer ter discussie. Ook voor deze website geldt dat de onechtheid onomstotelijk is komen vast te staan. Desalniettemin was er reden om de Rijmkroniek aan een cold case onderzoek te onderwerpen.
De Rijmkroniek werd in 1700 ontdekt door de Rotterdamse verzamelaar van oudheden Cornelis van Alkemade en maakte sinds de publicatie van de kroniek door de Deventer archivaris Gerhard Dumbar in 1719 grote furore, waardoor de Rijmkroniek van Melis Stoke zelfs naar de achtergrond werd gedrongen. De zegetocht van de Rijmkroniek van Klaas Kolijn vond zijn hoogtepunt in de publikatie van Gerard van Loon in 1745.
De triomf was van korte duur, want nog geen 25 jaar later ontdekte de Amsterdamse taalkundige Balthasar Huydecoper dat de Rijmkroniek vals was. Hij werd daarin bijgevallen door de Amsterdamse historicus Jan Wagenaar. Vanaf dat moment begon de zoektocht naar de schrijver, waarbij Huydecoper en Wagenaar de koper/eigenaar van het manuscript Cornelis van Alkemade verdachten.
Onderzoek van de Leidse historicus Adriaan Kluit leidde er toe, dat van Alkemade werd vrijgesproken en de verkoper van de kroniek Reinier de Graaf ervan beschuldigd werd de kroniek zelf geschreven te hebben.
Een eeuw later deed de bio-bibliograaf van Cornelis van Alkemade en Pieter van der Schelling (schoonzoon), G.D.W. Schotel, een oproep om de mystificatie nog eens te onderzoeken, omdat hij een heel ander beeld had gekregen van Reinier de Graaf.
NB. Mogelijk is er sprake van een persoonsverwisseling tussen de Utrechtse medicus Dr. Regnerus de Graaf uit Schoonhoven (van Lieburg), de mecenas Regnerus de Graaf van de Rotterdamse Arcadia (Schotel) en de tot dusver onbekende Haarlemse plaatsnijder Reinier de Graaf, die ook vergeefs in Leiden werd gezocht (Gillis de Koker).
Heeft een van hen in Leiden gestudeerd (de Bonth) of is dat weer een andere Reinier de Graaf, Reynerus de Graaf of Regnerus de Graeff ?
Een mededeling van de Haagse historicus en publicist Hendrik van Wijn, dat er op een veiling in Amsterdam een afschrift van de Rijmkroniek van Klaas Kolyn verhandeld was met het jaartal 1670, was de directe aanleiding voor het onderhavige onderzoek.
Dat jaartal wees immers uit, dat er geen sprake was van een 18de eeuwse mystificatie en dat Reinier de Graaf valselijk was beschuldigd. Bovendien kon dit afschrift niet aan de afschriften van Cornelis van Alkemade gelinkt worden.
Het daarop volgende cold case onderzoek resulteerde niet alleen in een verrassende ontknoping over het auteurschap, maar leidde ook tot de conclusie, dat er zowel bij de koper/eigenaar van de rijmkroniek Cornelis van Alkemade als bij de verkoper Reinier de Graaf sprake was van een misinterpretatie van de aard en identiteit van het manuscript en dat er dientengevolge geen sprake is geweest van enig bedrog tussen koper en verkoper.
Reinier de Graaf had te goeder trouw gehandeld. Bij de ontknoping bleek een ‘vergeten’ portretje van H.J. Spiegel voorafgaand aan de tekst van de rijmkroniek van doorslaggevende betekenis, nadat eerder op grond van vergelijking tussen de Rijmkroniek van Klaas en Kolyn en die van Melis Stoke reeds vergaande conclusies waren getrokken met betrekking tot de rol van de 17de eeuwse classicus en historicus Petrus Scriverius.
Bovendien kon de ware identiteit van de voorgewende schrijver Klaas Kolyn of Nicolaus Colinus worden vastgesteld, nadat de datering (ca. 1170) van Cornelis van Alkemade onhoudbaar was gebleken en de interne datering bijna een eeuw (1260) bijgesteld moest worden.
Ook kon worden aangetoond, dat Cornelis van Alkemade slechts een enkel afschrift had laten maken voor derden i.c. de Leidse hoogleraar Antonius Matthaeus III, waar in de literatuur beweerd wordt, dat van Alkemade kwistig zou zijn geweest met het maken van hele of gedeeltelijke afschriften voor vrienden en bekenden.
Dat is aantoonbaar niet het geval geweest. Cornelis van Alkemade was zelfs beducht, dat zijn manuscript in verkeerde handen zou vallen. Hij heeft dat in het geval van de publicatie door Gerhard Dumbar (1719) niet kunnen vermijden. Ook zijn schoonzoon Pieter van der Schelling heeft de publicatie door Gerard van Loon (1745), die gebaseerd was op de uitgave van Dumbar, niet weten te voorkomen.